IO5
Justus de Huybert, die met eene bijzondere opdracht naar Frank
rijk waren gezonden en ook in last hadden bij den Koning aan
te dringen op het teruggeven van Oranje, en door den agent van
den Keurvorst van Brandenburg, Beeck. De vroegere gouverneur
van Oranje, Frederik van Dohna, was ook door Amalia gezonden,
om bij de onderhandelingen te helpen, maar die keuze was bij
zonder onverstandig, omdat Dohna volstrekt niet gezien was aan
het Fransche hof; hij heeft zich dan ook heel weinig met de zaak
bemoeid. Bepaald onbetrouwbare helpers waren Henriette Marie,
de Koningin-Moeder van Engeland, en haar gunsteling Jermyn,
nu graaf van St. Albans en Engelsch gezant te Parijs. Huygens
moest verder de hulp missen van den ouden Tassin, den agent
of zaakwaarnemer der Prinsen van Oranje; hij was op ongeveer
8o-jarigen leeftijd in Juli 1661 gestorven. Huygens kwam spoedig
op goeden voet met twee der Fransche ministers, maar heel veel
heeft hem dat niet geholpen, want hunne meer gezag hebbende
ambtgenooten, werkten Fluygens tegen. En de omstandigheden
waren ook niet gunstig, want Lodewijk wilde het werk voltooien,
door Mazarin begonnen, om de macht van den hoogen adel te
breken en dezen geheel onderworpen te maken aan den Koning.
Het bezetten van Oranje was eene episode uit dien strijd en het
was niet te verwonderen, dat de Koning terstond last had gegeven
tot het slechten der verdedigingswerken van het kasteel, die Maurits
had laten aanleggen.
Huygens verzocht den Koning, nu de vestingwerken gesloopt
waren, het Fransche garnizoen te verwijderen; het antwoord was,
dat zij nog niet alle geslecht waren. Toen nu zelfs de muren, die
uit de Middeleeuwen dateerden, waren weggeruimd, werd het ver
zoek herhaald en verlof gevraagd naar Oranje te mogen reizen,
om daar alles te regelen volgens de belofte, die de Koning zelf
Huygens gegeven had. Het verzoek, op 26 Maart 1662 gedaan,
bleef eene maand lang onbeantwoord en werd toen gevolgd door
den eisch, dat er een katholiek als gouverneur van Oranje zou
worden aangesteld. Huygens wees er op, dat- zulk een eisch in
strijd was met het gezag van den Prins, en men beriep zich op
het testament van Prins Philips Willem van Oranje. Huygens liet
een afschrift van dat testament uit den Plaag komen, toonde aan,
dat het artikel in dat stuk, waarop men zich zou kunnen beroepen,
HET LEVEN VAN CONST ANTI JN HUYGENS-