schrijven van het laatstgenoemde vers was wel, dat Soetens het oude plan van Huygens voor het maken van een straatweg tusschen den Haag en Scheveningen weer had opgevat en er in Juli 1662 octrooi voor had gevraagd bij de Staten van Holland. Over zijn plan stond hij in drukke briefwisseling met Huygens. De Staten weigerden hem octrooi te verleenen, maar nu namen de raden en rekenmeesters der domeinen en de Haagsche magistraat zelf de zaak ter hand; zij verzochten Huygens om zijne vroegere plannen en teekeningen en volgens deze begon men in 1663 met het werk, dat den 5de" December 1665 voltooid was. De onderhandelingen kwamen intusschen niet verder. De Prinses Douairière vertrouwde op de hulp van Von Blumenthal, den nieuwe resident van Brandenburg te Parijs, maar vooral op die van den nieuwen Engelschen gezant, lord Holles. De komst van dezen diplo maat werd echter van maand tot maand uitgesteld en nu werd Huygens naar Engeland gezonden, om met den Koning en den kanselier Clarendon nog eens te overleggen, wat er gedaan moest worden. Den 2den Juni 1663 vertrok hij uit Parijs en was spoedig druk bezig te Londen, niet alleen om den Koning te bewegen, zich in te spannen voor het terugkrijgen van Oranje, maar ook om de groote schuld af te betalen van de Stuart’s aan de Oranje’s. Die schuld was zeer groot. Van den bruidschat der Prinses royale, die 400.000 bedroeg het pond sterling berekend a 10 was nooit een cent betaald. Frederik Hendrik had bovendien aan Henriette Marie ƒ313.000 geleend, en dan waren er nog ver schillende kleinere posten. Met de rente bedroeg de geheele som in het voorjaar van 1663 1.632.039. Het spreekt wel van zelf, dat de Oranje’s die er nu niet veel beter aan toe waren dan indertijd de Stuart’s, thans, nu de rollen waren omgekeerd, op betaling aan drongen. Huygens wees er dan ook op, dat, terwijl de huwelijks voorwaarden van de ééne zijde in alle opzichten waren nagekomen, „et S. A. R.le ayant jouy abondamment, mesmes au préjudice et grand murmure d’un nombre de plus anciens créanciers de la Maison, non seulement de tout ce qui avoit esté stipulé pour Elle audit traicté, mais aussi après le décès du S.r Prince son mari des avantages qu’il avoit trouvé bon d’y ajouster par actes de sa dernière volonté”, het billijk was, dat ook van de andere zijde aan die huwelijksvoorwaarden werd voldaan. En wat de verdere schuld HET LEVEN VAN CONST ANTI JN HUYGENS.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1917 | | pagina 119