Holland en van de „Educatorcn". geheel verkeerde persoon tot ver- den eersten edele werd verkozen, nl. Willem man, die wegens zijn onzede- veel bedierf van hetgeen voor hem tot stand hadden had. Deze begaf zich toen, zonder kennis te geven aan de Staten van Holland en aan zijne „Educatoren” hij was immers Kindt van Staet” en terwijl zijn gouverneur Van Gendt afwezig was, naar Breda, dwaalde bij het jagen toevallig naar Bergen op Zoom, waar Johan Maurit? van Nassau zich toevallig bevond, en zeilde met dezen naar Middelburg op een jacht van de Staten van Zee land. Door deze Staten werd hij met allen eerbied en door het volk met uitbundig gejuich begroet, nam in hun midden zitting als eerste edele van Zeeland, reisde toen naar Vlissingen en Veere, waar hij zeer feestelijk werd ontvangen, en keerde daarna naar Breda terug. Het plan was uitstekend gelukt, maar niet tot genoegen van de Staten van Jammer was het, dat er een tegenwoordige!’ van van Nassau, heer van Odijk, een lijk leven en zijne schraapzucht weer ’s Prinsen partijgenooten in Zeeland gebracht. Den 28sten Augustus 1668 trouwde Huygens’ oudste zoon met Susanna Ryckaert; het jonge paar kwam bij vader Fluygens in wonen in het groote huis aan het Plein, en Catharina Zuerius, die 31 jaren lang zijne huishouding bestuurd had, vertrok kort daarna. Huygens zal dat zeker niet erg betreurd hebben; toen zij in 1680 op 83-jarigen leeftijd gestorven was, verklaarde hij, dat zij in al die jaren niet anders gedaan had, „als datse leurd’ en seurd’ en controlleurd’. Maar de nieuwe huisgenoot was ook geen groote aanwinst in het huisgezin van den grijzen dichter. Susanna Ryckaert was eene vrouw van zeer geringe beschaving, eene babbelaarster en kwaadspreekster, die heelemaal niet paste in den kring, waarin zij kwam. Trouwens haar echtgenoot, de jonge Constantijn, was bij al de kennis en talenten, die hij bezat, ook een kleinzielig man en hij is er door zijn huwelijk niet beter op geworden; dat blijkt voldoende uit de Journalen, die hij heeft nagelaten. Ook in de jaren 1668 tot 1672 heeft Huygens een groot aantal Nederlandsche versjes geschreven, die in de Korenbloemen werden opgenomen. Gedichten van langeren adem uit dezen tijd: zijn Uyt- wandeling waarin hij een reisje beschrijft in de omstreken van Leiden en Haarlem, naar Amsterdam en het Gooi, en (Dogen- HET LEVEN VAN CONSTANTIJN HUYGENS. T2I

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1917 | | pagina 129