de zijnen veel
Den isten November 1670 vertrok de Prins naar Engeland, om
zijn oom Karel II een bezoek te brengen, en Huygens was in zijn
gevolg. En toen de Prins den 23sten Februari 1671 Engeland weer
verliet, bleef Huygens achter, om weer aan te dringen op het
betalen der schulden van de Stuart’s aan de Oranjes. De onder-
handelingen, daarover door hem in 1664 te Londen gevoerd, waren
na den vrede van Breda (31 Juli 1667) schriftelijk hervat, maar
weder zonder resultaat. Nu hield Huygens zich wederom maanden
lang met de zaak bezig en het is hem gelukt te bewerken, dat in
1772, even vóór het begin van den oorlog, althans een gedeelte der
schuld, nl. de bruidschat zijner moeder, aan den Prins is uitbetaald.
Van de geleende sommen en de rente, die zeer hoog was opgeloopen,
was echter geen sprake. Huygens woonde te Londen in Charing
Cross en was er trotsch op, dat hij nog zulke groote wandelingen
kon doen door de drukke stad. De Koning schijnt weer even
vriendelijk voor hem te zijn geweest als altijd en ook van Prins
Rupert van Boheme ondervond hij beleefdheden. Te Londen kwam
Huygens in aanraking met Arlington en zijne vrouw, met het
jongere geslacht der Killigrew’s, niet altijd tot zijn genoegen, met
verschillende natuurkundigen, die vrienden waren van zijn zoon
Christiaan, en met Gilbert Sheldon, aartsbisschop van Canterbury,
dien hij dikwijls ontmoette. Den 7<ien October ging hij scheep op
een jacht van den Koning en kwam den nden in den Haag terug,
na bijna een jaar lang afwezig te zijn geweest.
Liet vreeselijke jaar 1672 bracht voor Huygens en
goeds. Den 25sten Februari deed de Prins den eed als kapitein-
generaal en de grijze dichter juichte er over in een Latijnsch vers,
dat er een einde was gekomen aan de vernedering der Oranjes en dat
de jonge vorst, nog kort geleden een knaap, weer de hooge plaats
innam van zijne voorvaderen. De zoons, die al de jaren van het
stadhouderlooz^ tijdperk zorgvuldig uit elk ambt waren geweerd,
kregen nu eindelijk ook eene betrekking; Constantijn werd terstond
benoemd tot secretaris van den Prins en Lodewijk al spoedig tot
drossaard van Gorcum. Daar een goed deel der Zeven Provinciën
door de vijanden was bezet, kon vader Huygens sommige zijner
plichten als voorzitter van ’s Prinsen Raad, o a. het houden van
verpachtingen in allerlei plaatsen, niet uitoefenen, maar hij vond
ander werk en hield, evenals in den tijd van Frederik Hendrik, de
HET LEVEN VAN CONSTANTIJN HUYGENS.
123