voordeel, maar hem toch ten slotte brachten tot het opgeven van
zijn ambt. Hij is daarna lid geworden van de Admiraliteit van de
Maas en in Rotterdam gaan wonen.
Huygens heeft de laatste jaren van zijn leven geijverd voor het
afbreken van het vaste schavot in den Haag, waar hij blijkbaar
vroeger ook zijn best voor had gedaan, omdat dit eene schoone
buurt ontsierde. Hij had het orgelgebruik hersteld, den Scheve-
ningschen weg tot stand gebracht en had gaarne ook het schavot,
verbannen, maar de Hooge Raad en het Hof van Holland werkten
tegen en de grijze dichter maakte zich nog erg boos op deze
juridische Heeren.
In deze jaren was Huygens in briefwisseling met Petrus Francius,
een zeer bekend Latijnsch dichter, sedert 1674 professor te Amster
dam, en ging veel om met Romanus van Wesel. Hij was de eenige
overgebleven zoon van Anna Roemers Visscher, had zich als
advocaat in den Haag gevestigd en schreef Nederlandsche en
Latijnsche gedichten, waar hij echter geen naam mee heeft ge
maakt. Huygens heeft verscheiden verzen aan zijn veel jongeren
vriend gericht en in een uitgebreid gedicht het protestantisme
tegen het katholicisme verdedigd.
Den i3den Maart 1684 was Huygens getuige bij den doop van
zijn eerste achterkleinkind. Het vorige jaar was zijne kleindochter
Constantia Theodora Doublet gehuwd met Mattheus Hoeufft van
Oyen en nu werd hun eerste dochtertje geboren, dat den naam
van hare grootmoeder ontving. Verder leefde hij zijn gewone leven.
Nog in 1684 deed hij zijne reizen voor de verpachtingen, misschien
de beide volgende jaren ook, maar zijn Dagboek eindigt in Januari
1685. Nog altijd schreef hij verzen, in dezen tijd eenige aan Prinses
Maria, de echtgenoote van den Stadhouder, voor wie hij groote
bewondering had. Ook zijn laatste versje, in Maart 1687 geschreven,
is aan haar gewijd; er blijkt uit, dat de plannen van Willem III
met betrekking tot de Engelsche kroon hem niet onbekend waren.
In het najaar van 1686 voltooide hij den catalogus van al de boeken,
door de Prinsen van Oranje van Willem I af verzameld; hij bracht
ze uit allerlei plaatsen bijeen, rangschikte en beschreef zede
catalogus beslaat 558 bladzijden. Den 4den September 1686
vierde hij zijn negentigsten verjaardag. Maar reeds sedert eenigen
tijd oordeelde hij: „Komt, Heere, ’t is genoegh”, waarschijnlijk niet
128
HET LEVEN VAN CONSTANTIJN HUYGENS.