38
133
de synode te Paderborn, vier jaar te voren
lijk op heidensche wijze verbrandt, is des
')Hefele Hergenrother, ConciliengeschichtelII-636. 2) HefelelII19.
3) t.a.p. Ill45. 4) III105 en 752. 5) III763. 6) IV—118.
vindt men beiderlei lijkbehandeling, begraven en verbranden, naast
elkander toegepast. Toen evenwel het Christendom allengs het
oude heidendom verdrong, kwam hierin aanmerkelijk verandering,
daar de leer der opstanding met ’t verbranden der lijken moeilijk
scheen te rijmen. De Kerk plaatste zich dan ook steeds zeer vijandig
tegenover dit gebruik en keizer Karei de Groote, de verdienstelijke
strijder voor de nieuwe godsdienstige ideeën, vaardigde in het jaar
789 een streng verbod uit tegen de lijkverbranding, die als één
der overblijfselen uit den heidenschen voortijd hoe eer hoe beter
diende te worden uitgeroeid. Waarschijnlijk stond dit in ,yerband
met het besluit van
gehouden: „Die een
doods schuldig”.
Dat evenwel in het begraven der lijken vooral, wijl dit uit te
ver gedreven piëteit jegens den overledene steeds in of nabij de
kerken, te midden der bevolkingscentra dus, geschiedde een
ernstig gevaar school voor de gezondheid der nabestaanden, had
de Groote Keizer, met hoe goede bedoelingen hij ook deze maat
regelen trof, zeker allerminst bedacht. Toch had het Tweede Concilie
te Braga (in de Spaansche provincie Galicië) in 563 gehouden, reeds
aandacht aan de zaak gewijd. „Lijken mogen niet in de kerken
begraven worden, hoogstens buiten tegen den kerkmuur”, zoo
luidde toen de conclusie -). En al sprak de kerkvergadering te
Auxerre (dep. Yonne, Frankrijk) zich in 585 niet zóó beslist uit3),
de synode van Nantes (658) en die van Aken (809) gingen daar
mee volkomen accoord 4).
Eigenaardig is het evenwel, dat men op latere kerkvergaderingen
eenigszins op de gevallen besluiten terugkwam het concilie te
Mainz (813) sloot van het verbod „bisschoppen, abten, aanzienlijke
priesters en voorname geloovige leeken” nadrukkelijk uit5), terwijl
die te Meaux en Parijs, in de jaren 845 en 846 gehouden, aan een
ieder van zuiveren levenswandel de onderscheiding, in de kerk
begraven te worden, waardig keurden, niet echter, dan nadat eerst
de geestelijkheid nauwgezet onderzoek had gedaan 6). Dat hiermee
in de jaren, toen de kerk nog heel wat strijd tegen het heidendom
HAAGSCHE BEGRAAFPLAATSEN.