136 II. In 1623 (27 Maart) werden er, blijkbaar voor kooplieden, plaatsen verhuurd tegen den „muur", die het kerkhof van de straat afscheidde. De kaart van 1570 vertoont dien muur alleen langs de zuidzijde. Hoe was nu oudtijds in Den Haag de toestand ten opzichte van het begraven, waar het betrof de beschikbare ruimte? Nog in het laatst der 17e eeuw bevond zich, toen, of althans vroeger door een muur van de omringende straat afgesloten, rondom de Groote Kerk een begraafplaats, waarheen de lijken der afgestorvenen werden vervoerd, terwijl de meergegoede burgers zich, naar we reeds opmerkten, een grafplaats in de kerk zelf konden koopen en een paar patricische familiën, zooals De Riemer in den breede meedeelt, hun gestorven verwanten deden bijzetten in de door hen gestichte grafkapellen, die tegen de kerk waren aangebouwd. De oppervlakte van dit kerkhof was, hoewel niet groot, toch Dat de bevolking der steden zich in de 18e eeuw omtrent den eerbied voor de dooden ook geen illusies maakte met betrekking tot de kosters en doodgravers, blijkt wel uit de mededeeling van den Leidschen hoogleeraar J. Ie Francq van Berkhey (Nat. Hist, van Holl. IIIs), uit het gerucht n.L, dat in een der steden van dit gewest (welke stad bedoeld is, blijkt niet) de lijken, die des daags in de kerk werden begraven, nog denzelfden avond naar een nabijgelegen kalkput verhuisden, waar de ontleding sneller en beter geschiedde, zonder dat de atmospheer in de kerk schade leed of de grafruimte ook maar iets verminderde. En dat een dergelijke onkieschheid niet slechts bij geruchte bestond, blijkt uit een mededeeling van den Leidschen geneesheer Terne, die in 1786 mededeelde, hoe des nachts de resten van lijken en lijkkisten met schuiten naar buiten de stad werden vervoerd. „Binnen weinig uren”, zoo beweerde hij, „verplaatst men de lijken naar den ge- meenen kuil, terwijl de honden met de stukken wegloopen” (Zeeuwsch Gen. 1786124). En de honden waren het niet alleen, ook de „liefhebbers der anatomie, zegt men, plunderen somtijds de graven. „Men heeft zelfs makelaars en kooplieden hier (te Leiden) en elders „in versche waar (t.a.p. 206)”. HAAGSCHE BEGRAAFPLAATSEN.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1917 | | pagina 144