met Burgemeesteren van den Haag en de Gecommitteerden uit
de Vroedschap overleg gepleegd aangaande de keuze van het
terrein voor de nieuw te stichten kerk. De predikanten Lotius en
Cabeljauw, mede aanwezig, brachten den uitslag der beraad
slagingen over aan den kerkeraad, die mede van oordeel was,
daartoe te kiezen een vrijwel open terrein aan het Spui tegenover
de (tegenwoordige) Hout- en Turfmarkt, kort te voren van den
ontvanger Doublet aangekocht, welk terrein door overneming van
enkele huisjes en aangrenzende gronden nog aanmerkelijk kon
worden vergroot.
Den 23en Aug. 1649 had de eerste steenlegging der fundeering
plaats, waarna den yen Maart 1650 de aanbesteding van den
bovenbouw volgde. Twee en een half jaar later, den i8en Oct.
1652, wiegelde de meiboom op de kap en den 3en Mei 1656 kon
het fraaie gebouw worden ingewijd.
Maar ook deze kerk was reeds voorbestemd, om als begraaf
plaats dienst te doenden óen April 1654 was den bouwmeester
Pieter Norwits (of Noorwits) opgedragen, de fundeering voor de
grafplaatsen te leggen.
Toch was er alle aanleiding, om te spreken van een belangrijken
stap in de goede richting. Want door gebruikmaking van het om
ringende terrein had men tevens de beschikking gekregen over
een ruim kerkhof, dat het vierkant tusschen Spui, St. Jacobstraat
(toen nog Padmoes), de Bezemstraat en de erven van de aan
grenzende Lange Gracht geheel innam. Dit kerkhof, aanvankelijk
door een muur met een breede inrijpoort later als gevolg van een
besluit van de Sociëteit van 4 Juli 1732 door een hoog ijzeren hek
omringd, had tenminste het voordeel, in een buitenwijk der stad
te zijn gelegen en daarom werd weldra deze omstandigheid benut,
om het oude St. Jacobskerkhof buiten gebruik te stellen, waar den
nen Mei 1681 de laatste teraardebestelling plaats had.
Bij Resolutie van den 8en Febr. 1667 werd door de Sociëteit van
den Haag het verkeer door deze verschillende poorten later toch
waren er meer nader geregeld, omdat „de luyden, gebruyckende
„de poort respondeerende op ’t Spuy seer wierden geincommodeert
„door ’t rijden van de carossen”, terwijl den yen Maart d. a. v. werd
besloten, nog een doorgang bezuiden de middelpoort aan te brengen.
140
HAAGSCHE BEGRAAFPLAATSEN.