III. - De aanhoudende epidemieën, die den Haag vóór en na op een verschrikkelijke wijze hadden geteisterd, waren natuurlijk aan dat besluit niet vreemd geweest. Want hoe hardleersch in dat opzicht onze vaderen ook waren, hoe zorgeloos, waar het betrof, maat regelen te nemen ten bate van de gezondheid, het kon aan hun aandacht toch moeilijk ontgaan, dat het begraven midden in de bebouwde kom, inzonderheid het bijzetten binnen de muren der kerk of in de aangebouwde kapellen, nadeelig moest werken op den gezondheidstoestand der bevolking, van die der omwonenden in de eerste plaats. Een vervuilde atmospheer in de kerk en daarbuiten was het direct gevolg en welke geuren er hingen binnen het gebouw, waar soms tijdens de predikatie een geheel geopend of slechts ten deele bedekt graf den dóór en dóór vervuilden en aan smetstof rijken bodem in directe aanraking bracht met de lucht daarbinnen, we kunnen het lezen in de strijdschriften, die vooral in de i8e eeuw de aandacht vroegen, om te wijzen op het dreigend gevaar, dat door deze begraafwijze was ontstaan. En men meene nu niet, dat slechts een rhetorische overdrijving van de schrijvers dier gelegenheidsschriften de gevaren zóó drei gend, de toestanden zóó donker teekende. Een bewijs, hoe ’t in Den Haag daarmee gesteld was, geven ons de sobergestelde reso lutieboeken van de Sociëteit, die ons melden, hoe den 4en Oct. 1714 op voorstel van één der bestuurderen, het lid Schaep, bepaald werd, dat ter voorkoming van „de stank, welke somtijds in de „Nieuwe Kerk werd bevonden, omdat de graven simpel en alleen „werden bedekt met een sark”, op kosten van de eigenaars eiken houten schalen, waarover een laagje zand „van tenminste drie vingers dik”, onder de zerken zouden worden aangebracht. En dat de bouwmeester, toen als koster van de Nieuwe Kerk in dienst, den ien Juli 1664 (het pestjaar) aan de Sociëteit voorstelde, nog eenige tuimelramen in die kerk aan te brengen, „omme wat meerder lucht en coelte te geven”, vindt misschien zijn oorzaak in het zelfde feit. Een gelijk geval van verontreiniging deed zich in October 1783 voor te Bruinisse, toen ter gelegenheid van de teraardebestelling a HAAGSCHE BEGRAAFPLAATSEN. 141

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1917 | | pagina 149