Uit vrije verkiezing althans zal het begraven des nachts niet zijn
geschied. Nog in de 18e eeuw school hierin iets indécents. „Het was
een schande, een onuitwischbare schande, in diepe stilte des morgens
vroeg, bij den avond of des nachts te begraven en die schande rustte
zoowel op de dooden zelven als op de overgeblevenen”. Zoo stelde
in 1814 een pamfletschrijver zijn herinnering te boek. (Knuttel 23864.)
van de ambachtsvrouwe, Mevr. De Witte, de familiekelder geopend
werd en den daaropvolgenden Zondag de onmogelijkheid bleek,ineen
zóó kwalijkriekend gebouw dienst te houden. In de kerken te Leiden
hing meermalen dezelfde vreeselijke lijklucht en de Magistraat nam
herhaaldelijk daartegen maatregelen, die echter even vaak zonder
effect bleken. (Van Mieris I fol. 52 en III 952).
Alleen in tijden van pestilentie en in die dagen van bijna stelsel
matige verwaarloozing der hygiënische voorschriften waren die
uitermate talrijk nam men nu en dan eenige voorzichtigheid in
acht. Zoo zouden de dooden bij voorkeur althans in de Nieuwe
Kerk des nachts worden begraven. Den 8en September 1656
bijv, werd Norwits door de Sociëteit gemachtigd, „de dooden in
deselve kercke te mogen begraven ’t sij ’s avonds te thyn uyren
ofte ’s morgens ten vier, vijf of ander uyre, sulkcx de vrunden
van den overledene sullen versoecken”. I Iet wil mij althans voor
komen, dat in deze autorisatie van den koster een, zij het ook
tijdelijke, afwijking van den gewonen regel ligt opgesloten en dat
het verzoek van de „vrunden” tot de nachturen zich zal hebben
moeten beperken En toen in 1664 de pest in Den Daag wederom
woedde, besloot de Sociëteit den 2ien Aug. „omdat de contagieuse
sieckte alhier in den Hage meer en meer is verspreid, dat ge
durende deze besmette tijden geen doode lichamen van de con
tagieuse sieckte gestorven in de huyrgraven in de Nieuwe Kerk
alhier sullen mogen werden begraven, ende werd den coster Nor
wits en allen anderen desen aengaende gelast, sich hiernaer te
reguleren”.
In 1784 blijkt de maatregel tot het beperken van den begraaftijd
tot de nachturen, zooals, naar we opmerkten, in 1656 was geschied,
wederom van kracht geworden, toen de Magistraat den 12™ Januari
van dat jaar bepaalde, dat het begraven van lijken, slechts van
des avonds tien uur tot des morgens acht uur mocht ge-
HAAGSCHE BEGRAAFPLAATSEN.
I42