143 schieden. Dit gaf echter aanleiding tot „moeilijkheden” en den 29en Dec. 1788 kwam de Magistraat op verzoek van deken en hoofdlieden van het Valentijnsgilde, waarin ook de huurkoet siers waren opgenomen, in zoover op dit besluit terug, dat „het zelve voortaan zal plaats moeten hebben van ’s avonds ten tien „uuren tot ’s morgens ten negen uuren toe, blijvende voor het „overige deselve resolutie in syn geheel.” Waarschijnlijk heeft het bepaalde in dezen weder alleen betrek king op het begraven in de kerk. Want dat men in normale tijden op alle uren van den dag begroef, veelal ook op den Zondag, bleek telkens weer. De Magistraat zag echter in dit laatste een ergerlijke ontwijding van den dag des Heeren. Dat velen „haare „dooden willen begraaven hebben op Sondagen, veeltijds onder de „Predicatie op de publique kerkhoven”, was haar een doorn in het oog en den 4en Febr. 1729 bepaalde de Magistraat o. a., dat dit voortaan niet dan in gevallen van „hooge nootsakelyckheit” zou mogen geschieden en dan nog slechts „des naarmiddags bij de clockke vier uyren”. Natuurlijk was laatstgemelde beperking van den begraaftijd alleen gegrond op religieuse overwegingen, doch de voorafgaande blijken duidelijk op hygiënische gronden te steunen. Telkens en telkens weer zijn de besmettelijke ziekten en het angstwekkend hooge sterftecijfer de oorzaken, dat de autoriteiten uit hun sleur op schrikten. Dan werden, om de epidemieën tot staan te brengen, plotseling tal van bepalingen getroffen, waarvan weliswaar sommige, bij de onvoldoende kennis van de oorzaken der verspreiding, alle resultaat zouden missen, maar andere daarentegen zeer oordeel kundig bleken. Drong de stedelijke overheid er bijv, op aan, de brieven uit den vreemde voor de opening eerst te „berooken”, zeer practische maatregelen werden den 28en Aug. 1664 in de Sociëteit overwogen, toen men voorstelde „eenige baracken ofte logementen, van anderen gesepareert” op te richten, waarin de besmettelijke zieken zouden worden gebracht „en apart mochten worden gedient”. x) Moeten we hieruit begrijpen, dat er ongeregeldheden waren ont staan door de handhaving van dit besluit (uit de gebeurtenissen van 1696 te Amsterdam weten we, dat de begrafenismannen niet met zich lieten sollen), of ziet dit woord slechts op eenige bezwaren, die ’t nieuwe besluit opleverde? I-IAAGSCHE BEGRAAFPLAATSEN.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1917 | | pagina 151