146 IV. ‘j In 1707 althans werd door Burgemeesteren verlof gegeven tot het begraven in de kerk van het lijk van Generaal Baron Sparre, in 1713 voor de teraardebestelling van een kind van den toenmaligen Zweedschen gezant (Mulder, De Luth. Gemeente, II. J. 191380). Dergelijke toestemmingen werden verleend den 29^11 Dec. 1760 voor de bijzetting van den overleden Paltsgraaf Van Birkenfield, den 28en Dec. 1763 voor het begraven van den predikant Fomer. Hoewel van een doorloopende machtiging niets bleek, schijnt toch niet steeds toe stemming te zijn gevraagdhet officieel verleenen althans komt zeer zelden in de notulen voor. ongetwijfeld een uitmuntende maatregel, doch de waarde er van wordt toch hoofdzakelijk weer te niet gedaan door het feit, dat het begraven in de kerk ongestoord werd voortgezet. De drie Haagsche kerken (n.l de Groote en de Nieuwe Kerk met de in 1617 weer in gebruik genomen Kloosterkerk) bleven een gevaar voor de omgeving. En sedert het jaar 1707 deed ook de Luther- sche kerk daaraan mee met bijzondere machtiging van de Magis traat of eenige harer vertegenwoordigers daar de Kerkeraad wel inzag, dat hierin een niet te versmaden bron van inkomsten was gelegen. Evenwel slechts nu en dan, na verloop van verschei dene weken veelal, werd er daar een graf gedolven. De gemeente toch was klein van omvang en vooral het aantal kapitaalkrachtige leden was er gering, terwijl de anderen aan een goedkooper graf plaats de voorkeur gaven. Zoo ging de vervuiling van bodem en atmospheer in Den klaag ongestoord door. En steeds grooter werden de gevaren, die daaruit voortvloeiden, naarmate het Nieuwe Kerkhof aan het Spui welhaast dezelfde gebreken aankleefden, die het oude om den Sint Jacob steeds in zoo ruime mate bezeten had. Want tijdens de uitbreiding der stad aan de Zuidzijde, waar in den loop der 17e eeuw de ruimte tusschen het kerkhof en den singel geleidelijk was volgebouwd, had zich ook daar een aanzienlijk deel der bevolking neergezet, zoodat allengs het kerkhof geheel door de nieuwe wijken was ingesloten. Daarom zag de ijverige „Sociëteit” van Den Haag naar een meer doeltreffende plaats uit, die het kerkhof op het Spui zou kunnen HAAGSCHE BEGRAAFPLAATSEN.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1917 | | pagina 154