7
Brouart bleef anderhalf jaar in het huis van Christiaan Huygens
en werd opgevolgd door Jacobus Anraet, die ook te Leiden stu
deerde. Ook hij is anderhalf jaar gouverneur van de kinderen
geweest en is doorgegaan met het doceeren van Latijn, waarmede
zijn voorganger was begonnen. Anraet werd opgevolgd door
Johan Dedel, die van Nov. 1606 tot Aug. 1613 de leermeester
van de beide jongens is geweest en aan wien zij een groot deel
van hunne vorming te danken hadden. Evenals zijne beide voor
gangers was Dedel student te Leiden; hij is daar in de rechten
gepromoveerd, met een nichtje van de Huygens’en getrouwd en
later president geworden van het Hof van Holland. Dedel is altijd
een trouwe vriend van Constantijn gebleven.
Nu werd de studie van het Latijn ernstig ter hand genomen,
maar ook weer op eigenaardige wijze. Vader Huygens maakte eene
bloemlezing uit verschillende Latijnsche grammatica’s, waarbij hij
alles wat gemist kon worden ter zijde liet en de meest noodzake
lijke voorbeelden en regels uitkoos; die regels vatte hij in enkele
versregels samen. Deze verkorte grammatica gaf hij zijnenjongens
in handen en Constantijn was ook op lateren leeftijd zoo ingenomen
met die methode, dat hij zijne eigen zoons de Latijnsche grammatica
heeft laten leeren naar dit compendium van Vader Christiaan. Al
spoedig volgden nu de regels der Latijnsche prosodie, waarmede
het schrijven van kleine, later van grootere, verzen gepaard ging,
zooals in dien tijd en nog lang daarna de gewoonte was. Het
schrijven van Latijnsche verzen viel bijzonder in den smaak van
Constantijn; zijn eerste versje is van 18 Dec. 1607 en het is door
vele, ook groote gedichten gevolgd. Vader Christiaan moedigde
die liefhebberij zeer aan en pronkte ook wel met de verzen van
zijn zoontje. Toen Constantijn in 1610 met zijn vader naar Amsterdam
was geweest, bezong hij die reis in een deftig gedicht, dat voor
een deel uit versregels van Vergilius was samengesteld. Als Vader
zelf nog eens een Latijnsch distichon poogt te maken, zegt de bengel
hem in een versje, dat, als groote dichters zich vele vrijheden in
de maat veroorloven, Vader bepaald een groot dichter is. Constantijn
heeft zich in zijn jonge jaren groote vaardigheid verworven in het
schrijven van Latijnsche gedichten en hij heeft die vaardigheid tot
op hoogen leeftijd behouden.
Toen Constantijn dertien jaar was, begon hij met het Grieksch.
HET LEVEN VAN CONSTANTIJN HUYGENS.