159 Wanneer de deugdelijkheid van het water uit onze dóór en dóór vervuilde pompen door een van de vroede vaderen nog voor slechts even zestig jaar met blijkbaren ernst werd hooggehouden, mag het nauwelijks verbazing wekken, dat de doorsnee burger hardnekkig bij zijn ingenomenheid met het oude volhardde. Men scheen niet overtuigd te willen zijnl De ouderen onder ons herin neren zich nog met levendigheid, hoe, toen na een tienjarige werk zaamheid in 1874 de Haagsche waterleiding werd in gebruik genomen en de stadspompen bij massa’s buiten dienst werden gesteld, alge meen de klacht werd vernomen, dat het geleverde duinwater zoo smakeloos was en het verleidelijk aroma miste, dat de voorouder lijke pompen zoo bij uitsluiting bezaten. En toch had het rapport, uitgebracht door de commissie, die bij Kon. Besluit van den i6en Juli 1866 was ingesteld tot onder zoek van het drinkwater in Nederland, een vernietigend oordeel over de Haagsche pompen uitgesproken. Van de vijftien, die er onderzocht werden, bleek alleen de pomp aan den Kneuterdijk goed water te leveren en dat ondanks het feit, dat het scheikundig onderzoek in die dagen niet anders dan zeer gebrekkig kon zijn en het bacteriologisch nog slechts onvolkomen door de meest eminente voorlichters der menschheid werd beoefend. Zelfs wekt het rapport den schijn, alsof een chemisch onderzoek hier in ’t geheel niet plaats had en men zich slechts met een bezinkings- proces had tevreden gesteldHoeveel sterker nog zou het oordeel van de commissie hebben geluid, als men nauwkeurig had onder zocht, welke ongewenschte bestanddeelen in ’t drinkwater waren opgelost. En desondanks was nog voor een halve eeuw aan der gelijke pompen de gezondheid van een bevolking van ruim 87000 zielen overgeleverd! Wanneer men dan in aanmerking neemt, hoe het den ige-eeuw- schen Hagenaar nog moeilijk aan het verstand was te brengen, dat de bodem, die eeuwen aaneen vuil en afvalwater had opge zogen, in hooge mate verontreinigd was, dank zij ook de vele lijkresten, die daar tot ontbinding waren overgegaan, dan kan men begrijpen, hoe de i8e-eeuwer voor de hygiënische zijde van het aanhangige vraagstuk zoo weinig voelde. Bovendien heerschte hier, al dan niet terecht, de meening, dat de gezondheidstoestand in Den Haag niets te wenschen overliet. HAAGSCHE BEGRAAFPLAATSEN.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1917 | | pagina 167