Zoo getuigde Le Francq van Berkhey (Nat. Hist, van Holland III-
1776), dat Den Haag een gezonde plaats was. En men mocht immers
aan het oordeel van den Leidschen professor, die de Residentie
van zoo nabij kende, waarde hechten?
Het bleek me echter, dat zijn oordeel gegrond was op weinig
betrouwbare cijfers. „In het verloop van 19 jaaren, zints anno
„1755 tot 1773 ingesloten,” zoo deelt Berkhey ons mee, „om van
„de 90 tot de 100 niet te spreken, heeft men er geteld 13 dooden
„van 100, 5 van 101, 7 van 102, 1 van 103, 5 van 104, 1 van 105,
„3 van 106, 2 van 107, 1 van 110 en eindelijk 1 van 115 jaaren,
„dus te zaamen 39 personen, die hunnen leeftijd aldaar tot den
„ouderdom van honderd jaaren en hooger hebben mogen
„rekken.”
De schrijver vertelde daarbij niet, hoe hij aan deze statistische
gegevens kwam, doch me bleek, dat ze waren ontleend aan een
„Verzameling van nauwkeurige lijsten, opgemaakt uit oorspronkelijke
„registers betreffende sterfte, geboortens, huwelijken, ouderdommen
„en ziektens in ’s Gravenhage”, een werkje, dat in het jaar 1774
bij den boekhandelaar H. C. Gutteling in ’t Westeinde was uitge
geven.
En daaruit nu bleek, wat trouwens te verwachten viel, hoe ge
vaarlijk het gebruik van de door den hoogleeraar geciteerde cijfers
was. De schrijver van de „Verzameling” toch deelt in zijn werkje
mee, dat sedert 1755 ter Secretarie in Den Haag „bij het aangeven
der gestorvenen en ’t afhalen der doodcedulen”, wat meestal
namens de naastbestaanden door de bidders, door buren, vrienden
of magen geschiedde, aan dezen naar de doodsoorzaak en den
leeftijd der gestorvenen gevraagd werd. En daar deze uit den aard
der zaak zoo onbetrouwbare opgaven voor Den Haag gunstig af
staken bij die van Leipzig, welke stad men ter vergelijking gaf,
durfde de samensteller vrij gewaagd concludeeren, „dat de Haagsche
lugt vrij gezonder” was!
Waar het onder dergelijke omstandigheden alleen enkele voor
aanstaanden onder de intellectueelen waren, die het dreigend gevaar
inzagen en met aandrang er tegen waarschuwden, ligt het voor
de hand, dat de verbetering ook van die zijde moest komen. In
Indië had zich bij de Europeanen al spoedig de noodzakelijkheid
van ’t begraven buiten de kerken doen gevoelen en zoo geschiedde
i6o
HAAGSCHE BEGRAAFPLAATSEN.