163
Nu eenmaal de eerste stoot gegeven was, bleek weldra de be
langstelling voor ’t streven van Perrenot ontwaakt, met dit gevolg,
dat spoedig de voorhanden ruimte voor volgende deelgenooten te
gering bleek. In de zitting van den 2oen Januari 1792 kwam dien
tengevolge bij Gecommitteerden een verzoek in van Mr. Francois
van der Hoop, Mr. Johan Meerman, Mr. Garel Johan Lichtenberg,
Mr. Roelof van Olden, „repraesenteerende de eigenaars der Begraaf
plaats Ter Navolging”, om vergrooting van het aan hen afgestaan
terrein. En weder werd hun in gebruik gegeven „een stuk gronds
groot 47^2 roeden annex en rondsomme zekere 9 roeden
„gronds, in den jare 1777 aan Mr. Abraham Perrenot in erfpacht
„verleend, met permissie omme dese grond, conform de teekening,
„aan de voorsz. requeste geannexeerd, gedeeltelijk met een muur
„te doen omringen en op de buitenkanten van deselve met eenig
„houtgewas te beplanten, mits jaarlijks daarvoor tot erfpacht ende
„erfpachtsrecht betalende 3 schellingen per roede”.
(Hetzelfde recht werd ook in 1777 geëischt) (App. 34. fol. 190).
Reeds spoedig na de officiëele opening werd er het eerste lijk
ten grave besteld, nl. Joha. Isabella Adelaide Singendonck, een
kind, dat den nen Mei 1780 in kelder no. 10 werd bijgezet, den
5en Augustus door Alida van Westreenen gevolgd. Vier jaar later,
in Juli 1784, werd er de man heengedragen, die tot de stichting
den stoot gegeven had, n.l. Mr. Abraham Perrenot. Zijn grafschrift,
dat reeds bij den aanleg van de begraafplaats op de zerk van
den voor hem bestemden kelder gebeiteld was, luidde als volgt:
„Exuviae jaceant putres procul urbe! Nocebam qui nemini prudens,
noceam nee mortuus opto”, of, volgens de vertaling van de „Vader-
landsche Letteroefeningen” (ID, 35)„Mijne rottende overblijfsels
„moeten verre van de stad liggen: daar ik levend vermeed, iemand
„te benadeelen, wensch ik zulks ook na mijn dood niet te doen”.
Tal van personen van naam en aanzien zijn hem daar gevolgd.
Den 29en Maart 1788 overleed de door de Patriotten zoozeer ge
hate thesaurier van den Prins, de bekende Reigersman, die er
den 4en April werd begraven, terwijl zijn politieke tegenstander
Pieter Paulus (die, nadat hij den ien Maart 1796 de eerste zitting
der Eerste Nationale Vergadering geopend had, den 17511. reeds
overleed) den 2ien Maart in graf no. 45 werd bijgezet. Ook de
tweelingschrijfsters Betje Wolff en Aagje Deken, die na haar tien-
HAAGSCHE BEGRAAFPLAATSEN.