mij.
-
Cursiveering van
He. dat blijkens het bovenstaande ook zij, die geheel op kosten
van de buurtvereeniging werden begraven en voor wie dus een
gratis-graf zal zijn verlangd, daarheen werden vervoerd. Hoe dit
laatste te rijmen is met de eigendomsrechten van den eigenaar van
het kerkhof, is me niet duidelijk.
Steeds meer kwam, in ’t begin der 18e eeuw althans, het gebruik
van het Eikenduinsche kerkhof als begraafplaats der Katholieken in
zwang. Het bewijs levert ons een resolutie van de Haagsche Magistraat
van den 4en Feb. 1729, waarin wordt meegedeeld, dat „daagelijkx
„menigvuldige x) klaghten te vooren coomende [sijn], dat veele x)
„ingeseetenen de doode lijcken van haare vrienden willen hebben
„begraaven buyten den Hage ende gebraght naar Rijswijck of
„Eikenduinen, waardoor de draagers merkelijk belast werden”,
waarom men besloot, „dat voortaen geen doode lijcken buiten den
„Hage sullen moghen begraven werden, tenzij dat de draegers boven
„de gewone beschenkinge extraordinair ten minste drie gulden te
„saamen tot een vereeringe gegeven werde”.
De lotgevallen van dit kerkhof zijn ook in ander opzicht de
aandacht waard. Zooals we reeds vermeldden, was met de overige
landerijen, pachten en renten van de kapel van Eikenduinen door
de Staten van Holland ook het kerkhof gesequestreerd en alzoo
staatsbezit geworden. Het beheer over deze en dergelijke kerkelijke
goederen in Holland werd opgedragen aan plaatselijke ontvangers,
doch deze hadden omtrent de uitoefening van hun taak zóó eigen
aardige opvattingen, en zóóveel werd er, ook te Eikenduinen,
ondanks of juist door dat beheer verduisterd, dat de S’taten den
8en Sept. 1578 besloten, het toezicht op deze bezittingen toe te
vertrouwen aan één centraal lichaam, het „Geestelijk Kantoor”, te
Delft gevestigd, waartoe C. van Coolwijk als ontvanger-generaal
werd aangewezen. Rechtstreeks bij den ontvanger Coolwijk werden
de renten betaald, waarmee te Eikenduinen vele particuliere lande
rijen waren belast, daar stortten de huurders hun pachtsommen
voor de bij hen in gebruik zijnde geestelijke goederen, die de
kapel eens bezat.
Soms echter gebeurde het, dat voor en na kerkelijke goederen
door de Staten werden verkocht en in handen kwamen van par-
i8z
HAAGSCHE BEGRAAFPLAATSEN.
I