183
Mr. Willem
I
ticulieren, gelijk met alle bezittingen van de Eikenduinsche kapel
in den loop der tijden geschiedde. Zoo was het land, gelegen
tusschen het kerkhof en de Eikenduinsche kerklaan aan de
Oostzijde van het kerkhof dus reeds den 23?" Januari 1595
(opdrachtsbrief 19 April d.a.v.) door de Staten verkocht aan Cornelis
van Mierop, die bij contract van den 24en Januari 1595 (opdrachts
brief van den 29611 April 1595) van dezelfde Staten had aangekocht
het land, gelegen aan de Noordzijde van het kerkhof 1). Of nu
deze begraafplaats zelf, de ontbrekende schakel tusschen beide
aangrenzende deelen, ook zijn eigendom werd, bleek me aanvan
kelijk niet.
De erfgenamen verkochten het eerste perceel den 15 Feb. 1611
aan Pieter Bartelmeeus van Liesveld, het land aan de Noordzijde
van het kerkhof met bijbehoorende woning den 23e11 Feb. van
dat jaar aan Cornelis Jeroensz.
Het aan de Oostzijde van het kerkhof gelegen land, thans deel
uitmakend van de huidige begraafplaats, werd den 5en Januari
1728 door de erven Van Sorgen (aan wie ’t kwam via Maria van
Hoekgeest, wed. van Mr. Joh. van Liesveld) verkocht aan Anna
Jacoba Boxel weduwe Pieter Casembroot en Petra Casembroot,
huisvrouw van Corn. Emants. Het besloeg toen 148 roeden (iets
grooter dan het kerkhof, dat 105 roeden mat) en komt in de latere
transportbrieven steeds voor als het land met „de afgebrande werf”
(in 1728: „de afgebrande woning”). 1 Iet volgend jaar evenwel werd
het reeds overgedaan voor f 180 aan Jan en Leendert Claasse van den
Burg, die toen de Noord- en Zuidwaarts aangrenzende landerijen
reeds bezaten en den 3oen Mei 1732 hun eigendom uitbreidden door het
overnemen van het aan hun medeërfgenamen toekomende deel in
het ouderlijk erfgoed: „huis, stalling, schuur, bergen met omtrent
„36 morgen zoo wei-, zaai-, als geestlanden, met de bepotinge daarop,
„staande en gelegen aan en om de gewezen capelle van Eykenduynen”
„in de Mient van Segbroek.”
Den 2oen Augs. 1800 werden deze landerijen, n.l. „huis, stalling,
„schuur, hooibergen en kerkhof van Eikenduinen met omtrent 16
„morgen zoo zaai- als geestlanden, duinen en laan van Eikenduinen
Blijkbaar voor de helft. De wederhelft behoorde aan
v. d. Meer.
HAAGSCHE BEGRAAFPLAATSEN.
“1