if!
186
„met de afgebrande werf, groot circa 140 roeden, alsmede een
„huisje, bestaande uit twee vertrekjes, staande op 4 roeden lands
„aan en bij de gewezen kapel van Eikenduinen” door de nazaten
van Leendert van der Burgh, krachtens acte van 29 Maart 1774
en machtiging van den Hove van 27 Januari 1800, verkocht aan
Jacobus Wouters.
Het verdient opmerking, dat in deze laatste acte de ligging der
landerijen, waarbij dan het kerkhof zeker behoort, wordt aangeduid
met de woorden: ,aan en bij de gewezen kapelle van Eykenduinen”
volkomen gelijkwaardig met de woorden: „aan en om de gewezen
capelle”in de acte van 1732. En al dadelijk rees bij mij het ver
moeden, dat dus reeds vóór 1732 de Erven Van den Burgh dit
kerkhof met de andere goederen in bezit hadden.
Dit vermoeden nam vaster vorm aan, toen de Heer Bruggeman,
Hoofdcommies aan het Alg. Rijksarchief alhier, uit de rekeningen
van het „Geestelijk Kantoor’’ had opgediept, dat van 1590 tot 1744
steeds een kraag houtgewas (om de 10 of 12 jaar, soms ook langer)
werd gekapt ten bate van de Grafelijkheid, waarbij in 1803 in
margine de opmerking werd gevoegd„laatst gekapt in 1744, wordt
„gevonden op zekere begraafplaats te Eikenduinen en zoolang
„onaangeroerd gebleven, omdat plaats van devotie voor de Roomsch-
„Katholieken” x). terwijl in 1806 de post werd verantwoord met:
„Houtgewas te Eikenduinen als Eigendom van Geestelijke Goederen
„niet meer aanwezig; de grond is eigendom van particulieren en de
„bewijzen van eigendom op het gewas van dien grond ontbreken
„te dezen kantore"’ De „bepotinge”, in de acte van 1732 was alzoo
teruggevonden, al blijft het eigenaardig, dat dit houtgewas als
betwist eigendom van den verkooper mede aan Gebroeders Van
den Burgh werd overgedaan.
Maar klemmender wordt het bewijs door een nadere vondst van
den Heer Bruggeman, n.l. dat er in 1600 ten bate van het Geestelijk
kantoor een losrente van 72 ’sjaars rustte op een woning met
berg en schuur aan de Noordzijde van de kapel „met wassende hout
daaraen klevende”, mitsgaders de wederhelft van 36 morgen en
Treffend is voor dezen tijd de daad van piëteit van ’t Geestelijk
kantoor, dat om die reden het houtgewas ontzag. Althans van eenige
schadeloosstelling van de zijde der Katholieken blijkt uit de rekeningen niet
HAAGSCHE BEGRAAFPLAATSEN.