187
s
*i Croftken een duinvallei. (Verwijs en Verdam, Middelned. Woordenb.).
2) Deze verkoop van ’t kerkhof door de overheid aan een particulier
bewijst op zich zelf reeds voldoende, dat het gebruik er van als begraaf
plaats toen reeds was gestaakt. Immers, was het tegendeel het geval,
het Geestelijk kantoor zou aan vervreemding niet denken en een gega
digde zou zich naar dit renteloos bezit zeker niet opdoen.
3) Of de Grafelijkheid ook het recht had uitbedongen, in geval van
besmettelijke ziekte hier de aangetasten te begraven, kan bij gemis aan
duidelijker en wijdloopiger bescheiden voorloopig niet worden uitgemaakt.
400 roeden, zoo weiland, klingen of kroften als geestland, „ende
„is al ’t selve belent mettet opgaende hout rontsomme, 7 selve
„staende an de gemeene saicke gereserveert ende de capelle, huysinge
,,met seeckere croftken wesende apert verkopt, aan ’t westeindeBast.
„Anthonisz, aan ’t oosteinde Corn. Pancrasz. 18 April 1595”.
(Haagsch G. A. n°. 403, fol. 230 constitutie dezer rente).
Zoo was dus, al werd ook hier de overdracht van ’t land zelf
niet in de’ registers opgenomen, het bewijs geleverd,
i°. dat wij hier hebben teruggevonden het land, groot 36
morgen, genoemd in de acte van 1732;
20. dat het kerkhof bij beide inbegrepen was, hoewel ’t „apert
vercoft” was; 2)
30. dat inderdaad de rentmeester der geestelijke goederen
recht had op de omringende beplanting, daar deze volgens
contract van 1595 was uitbedongen. 3)
De noord- en oostwaarts belendende landerijen waren dus in
1732 met het kerkhof als 't centrale deel in één hand gekomen,
waarin in 1800 geen wijziging was gebracht, terwijl de overdracht,
die in 1809 plaats had, weder het kerkhof met de oostelijke en
noordelijke belendingen bijeen liet. Deze laatste acte is voor ons
van belang, omdat ze eenige bijzonderheden van de begraafplaats
vermeldt, die. we te meer waardeeren, omdat ons van elders daar
omtrent niets naders bleek.
Den 2oen Nov. 1809 dan verkochten Michiel Jan en Jan Andries
Wouters voor de som van 9000 aan Mr. Hendrik Maurits van
der Goes, destijds Wethouder van Den Haag en wonende waar
schijnlijk aan de Oostzijde van den Kneuterdijk, „een huizinge,
„geapproprieerd tot een kosterswoning, benevens het kerkhof van
„Eikenduinen met omtrent zestien morgen zoo zaai- als geestlanden,
HAAGSCHE BEGRAAFPLAATSEN.