Pooten verhuisd, om in het volgende jaar een huis in het Voor
hout te betrekken. Daar woonde men in eene geheel nieuwe om
geving. Tot de buren behoorden Francois van Aerssen met zijn
gezin, waarmede de Huygens’en zeer bevriend werden, en Sara
Adriana van Trello, de weduwe van Frederik van Dorp, met ver
scheiden groote kinderen. Met de zuster van Sara Adriana, Lucretia
van Trello, die veel ouder was dan hij, sloot Constant innige
vriendschap. En ééne der stiefdochters van Mevr, van Dorp, Doro
thea, maakte grooten indruk op den jongen man. Hoewel het
meisje een paar jaren ouder was, werd het eene vrijerij tusschen
de beide jongelieden; vóór Constantijn’s vertrek naar Leiden werden
er ringen gewisseld en in den eersten tijd van zijn verblijf in de
Academiestad had er .eene drukke correspondentie plaats. Maar
dc brieven van Dorothea bleven al spoedig weg en er kwam een
einde aan de verhouding, Zij zijn altijd goede vrienden gebleven,
maar de droevige ervaring, door den jongen man opgedaan, heeft
hem jaren lang tot een vrouwenhater gemaakt.
Den 2osten Mei 1616 vertrokken Maurits en Constantijn naar
Leiden; zij werden nog dienzelfden dag als Juristen ingeschreven
en kwamen in huis bij Flieronimus Wesel. De jongelieden waren
natuurlijk aanbevolen aan den beroemden Daniel Heinsius, een
vriend van hun vader, en Constantijn wist zich de vriendschap
te veroveren van den grooten geleerde. Die omgang trok hem
meer aan dan die met vele jongelui van zijn eigen leeftijd. Opge
voed in eene zeer beschaafde omgeving, vol studielust en kunstzin,
kon hij zich niet voegen naar de ruwe zeden van vele zijner studie-
genooten. Ook in zijne woning, waar verscheiden studenten ge
huisvest waren, was er veel, dat hem tegen de borst stuitte. De
jonge man, die van nature een afkeer had van wijn, kon niet mee
doen aan de woeste drinkgelagen zijner makkers, ook niet als hij
gewild had. Toch kreeg hij ook te Leiden goede vrienden, o. a.
Willem de Groot en Johan de Hiniosa, die in hetzelfde huis
woonden als hij, en Cesare Calandrini, van Italiaansche afkomst,
die theologie studeerde. Misschien heeft hij ook al in dezen tijd
vriendschap gesloten met Johan van der Burgh en Johan Broster-
huisen, met wie hij later in drukke briefwisseling heeft gestaan.
Toen hij dan ook zijne disputatie zou houden, vond hij velen be
reid om te opponeeren. En hij had die makkers des te meer noodig,
HET LEVEN VAN CONSTANTIJN HUYGENS.
II