I
I97
1
bedoeling voorzat, een deskundige uitspraak te vernemen, is niet
waarschijnlijk. De feiten toch hadden reeds te luid en te duidelijk
gesproken, dan dat daaromtrent nog twijfel zou behoeven te be
staan Maar de gevolgen van het Besluit deden op vele plaatsen
niet op zich wachten, in verkeerden zin helaas. In tal van steden,
waar men reeds begonnen was buiten de kom te begraven én de
kerken en kerkhoven voor teraardebestellingen gesloten waren,
keerde men tot het oude misbruik terug. 2)
De Regeering had daartoe allen tijd gelaten: meer dan tienjaar
na bovenbedoeld besluit, eerst in 1832, werd op ’s Konings last
door het Dep. van Binnenlandsche Zaken (Kon. Besl. van den
24611 Mei) een commissie van genees- en scheikundigen s) benoemd
- van welke leden o.a. de heer Van Stipriaan Luiscius zich had
beziggehouden met de studie „Over de oorzaken der verrotting
in plantaardige en dierlijke zelfstandigheden” teneinde de vraag
te beantwoorden, of inderdaad en in hoever het begraven in de
kerken en binnen de steden als schadelijk voor de gezondheid
moest worden tegengegaan.
Eigenaardig dus mag het heeten, dat de regeering zich in deze
belangrijke aangelegenheid nog verschool achter een gemis aan een
gevestigde opinie. In 1814 toch had een stedelijke commissie te Utrecht
reeds een uitgebreid onderzoek ingesteld en de resultaten daarvan bij
het Min. van Binnenl. Z. gedeponeerd. En Utrecht kon over de onaan
gename gevolgen van het begraven binnen de stad meesprekenin de
Buurtkerk kon men ’t soms gedurende de predikatie niet uithouden en
de ondragelijke lucht op ’t Nicolaaskerkhof was een voortdurend gevaar
voor geheel de omgeving.
2) Zoo bijv, te Nijmegen. Het buitenkerkhof was daar den 2oen Mei
1811 in gebruik genomen, doch na den Franschen tijd (tot 1 Januari
1829) begroef men er ook weer in de stad.
(Van Schevichaven, Oud Nijmegens straten, bl. 294).
3) Zij bestond uit: Prof. M. J. Mackelijn, Hoogleeraar te Leiden,
Prof. N. C. de Fremery, Hoogleeraar te Utrecht, Prof. S. Stratingh,
Hoogleeraar te Groningen, Prof. A. van Solingen, Floogleeraar te
Leuven, Prof. J. C. P. Delvaux, Hoogleeraar te Luik, Prof. J. G. S. van
Breda, Hoogleeraar te Gent, Prof. G. Vrolik, Hoogleeraar te Amsterdam,
Prof. C. Mulder, Hoogleeraar te Franeker, Dr. A. van Stipriaan Luïscius,
Lector te Delft, Dr. J. B. van den Zande te Antwerpen, Dr. A. J.
Verhaegen te Brussel en Dr. J. B. Wurth te Luxemburg. (Zie: Handl,
tot de kennis van het Staatsbestuur in het Kon. der Nederlanden IK
1825. Dordrecht 1827).
HAAGSCHE BEGRAAFPLAATSEN.
I