198 verordening vastgesteld, van den 22en Aug. 1827 ontvingen Ged. De conclusie kon wel niet twijfelachtig zijn. In haar rapport, opgenomen in de bijvoegsels tot het Staatsblad van 1825 (12e deel, IV bl. 375), gaf de commissie met beslistheid te kennen, dat dit gebruik „zoo schadelijk is of worden kan, dat hetzelve ook in de „steden en gemeenten, waar zulks tengevolge van het evengemeld „besluit (Kon. Besl. 22 Dec. 1813) thans nog plaats heeft, behoort „te worden verboden.” Natuurlijk bracht nu de consequentie mee, dat het besluit van 22 Dec. 1813 werd ingetrokken en de oude Fransche decreten in eere werden hersteld. Evenwel zou daarvan in menig opzicht worden afgeweken. Stelde het Fransche voorschrift bijv, tot regel, dat in gemeenten, waar verschillende godsdienstige gezindten wer den gevonden, ieder daarvan een afzonderlijke begraafplaats hebben zou, in 1827 werd bepaald, dat iedere burgerlijke gemeente voor één algemeene begraafplaats zou zorgen. De minimum-afstand van 35 M. tot de bebouwde kom1), die het decreet noodig achtte, bleef gehandhaafd, met eenige verscherping in ’t algemeen evenwel, waarvan men alleen ten behoeve van reeds bestaande begraaf plaatsen en die in kleinere centra (beneden 1000 zielen) mocht af wijken. Om nu doen brengen J) De commissie had 40 M. voorgesteld. 2) Nog in 1857 werd te Amsterdam een verordening vastgesteld, waarbij bepaald was, dat het begraven in de kerken geoorloofd bleef, tot een nieuw kerkhof gereed zou zijn. Uit de Memorie van Toe lichting bij de Begrafeniswet van 10 April 1869 blijkt, dat in de Hoofd stad dat misbruik eerst in 1865 een einde nam, terwijl nog in 1862 een lijk ter aarde werd besteld in een kelder op ’t Zuiderkerkhof, dat als begraafplaats het langst in gebruik was gebleven. deze bepalingen zoo spoedig mogelijk ten uitvoer te en de moeilijkheden practisch onder de oogen te zien, werden Ged. Staten aangeschreven, een provinciale regeling te ontwerpen. Het direct gevolg daarvan was echter, dat, al hadden Ged. zelf ook bepaalde wenken ontvangen, van eenheid der be palingen over het geheele land weinig sprake kon zijn en op ergerlijke wijze de stichting van nieuwe begraafplaatsen op de lange baan werd geschoven 2). Onder dagteekening HAAGSCHE BEGRAAFPLAATSEN.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1917 | | pagina 205