i 199 Staten van Zuid-Holland een missive van den Minister van Binnenlandsche Zaken, waarbij deze berichtte, dat, naar aanleiding van het door de Commissie van Genees- en Scheikundigen uitge bracht rapport, bij aanschrijving van den Secretaris van Staat van den 7en Aug. 1827 ter kennis van Z. E. was gebracht, dat de Koning had besloten: ie het begraven binnen de steden te verbieden 2e den gemeentebesturen de verplichting op te leggen, voor den aanleg van nieuwe begraafplaatsen zorg te dragen; 3e B. en W. aan te schrijven, verslag te doen, wat in dien zin vóór 1 Januari 1828 was verricht. Met bekwamen spoed moest dus worden gehandeld. De regeering had daartoe in de laatste maanden althans het voorbeeld gegeven en ze verwachtte blijkbaar, dat de gemeenten in hetzelfde tempo zouden volgen. Toch duurde het nog tot den sen Nov. 1827, eer B. en W. van Den Haag aan den Raad rapport uitbrach ten aangaande de kosten van een nieuw aan te leggen dooden- akker. En het geraamd bedrag viel niet mee. De laatste tien jaren waren, volgens opgave van het Hervormd kerkbestuur, op het Noorderkerkhof alleen 747 personen begraven (kosten ƒ5 of 2 per lijk, kinderen lager, diaconie-armen 0,40 en 0,20). Voegt men daarbij, wat in de kerk en op Eikenduinen werd ter aarde besteld (met Ter Navolging en de Joodsche begraafplaats had men uiteraard niet te rekenen), dan kwam men tot een getal, dat zeker de 800 ver overschrijden zou, zoodat een belangrijke uitgestrekt heid als begraafplaats moest worden ingeruimd. Daartoe werd na eenig overleg als het meest geschikt gekozen „het zoogenaamde proefveld tegen het duin langs het Scheveningsche Kanaal”, achter de z.g.n. „Duinweide” voorbij Schuddegeest en Schuddebeurs gelegen en welk terrein toen, zooals de naam reeds aanduidde, gebezigd werd voor het inschieten der kanonnen. De totale aanleg grondwerk, ringmuur, kelders, zerken, ge bouw voor den doodgraver enz. zou, zoo meenden B. en W., Bij de Grondwetsherziening van 1840 werd de provincie Holland in twee zelfstandige deelen gesplitst. Administratief echter bestond die scheiding reeds lang. HAAGSCHE BEGRAAFPLAATSEN. I 1

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1917 | | pagina 206