w.
1
een uitgave, die vooral door den ontworpen
van de voorgestelde 1092 kelders zoo
x) Kort daarop werd aan den Raad bericht, dat het verlangde uitstel
tot 1 Juli 1829 later weer verlengd tot 1 Januari 1830 was verleend.
173.552,40 bedragen,
ringmuur en den aanleg
hoog was gestegen.
Den 25611 April 1828 werden door B. en W. aan den Raad plan
en teekening aangeboden en gedurende eenigen tijd ter visie ge
legd. Van behandeling kwam voorshands echter niets, zoodat het
te voorzien was, dat vóór den fatalen datum, waarop B. en W.
rapport aan Gedeputeerden zouden moeten uitbrengen, zeker niet
getuigd zou kunnen worden, dat de werkzaamheden met bekwamen
spoed vorderden.
In de Raadszitting van den 29611 October 1828 rustte op B. en W.
dan ook de min aangename taak, ter kennis van den Raad te
brengen, dat van Ged. Staten een missive was ingekomen, die
niets meer of minder dan een terechtwijzing aan het adres van
het Gemeentebestuur inhield en waarin uitdrukking werd gegeven
aan ’s Konings verlangen, dat men met den aanleg den noodigen
spoed zou betrachten, onder betuiging, dat de Residentie had be-
hooren vóór te gaan en aan andere steden het goede voorbeeld
had moeten geven.
Evenwel was het college van B. en W. van oordeel, dat vlugger
behandeling onmogelijk was en in de zitting van den 8en Dec. 1828
deelde het Dag. Bestuur aan den Raad mee, dat door B en W.
aan Ged. Staten een adres was gericht, teneinde aan Z. M. uitstel
te vragen betreffende het in werking treden van het besluit aan
gaande het verbod van begraven in de kerken en op de kerkhoven,
omdat men niet bij machte was, de nieuwe begraafplaats met
1 Januari van het komende jaar in gereedheid te hebben, doch
dat op dit verzoek nog steeds het antwoord was uitgebleven.
Ook in de zitting van den 22en Dec. konden B. en W. den Raad
omtrent ’s Konings beslissing in dezen nog niets nieuws mededeelen
waarna hun college voorstelde, in afwachting daarvan te besluiten
tot het slechten van het gekozen terrein als een doeltreffende werk
verschaffing, waarvan de kosten volgens raming van den „Stads-
fabriek” (stadsarchitect) op 10472.80 werden begroot. De Raad
hechtte aan dit voorstel zijn zegel en den gen Feb. 1829 kon, naar
200
HAAGSCHE BEGRAAFPLAATSEN.