si
j
4
I
de inmiddels aan den Raad overgelegde plannen de aanbesteding
van het grondwerk plaats hebben, waarvan de uitvoering aan den
laagsïen inschrijver voor ƒ9949 werd gegund,
En terwijl men druk bezig was met het slechten van de benoodigde
terreinen, kwam den 2oen Maart 1829 het volledig bestek eindelijk bij
den Raad in behandeling, waar al weer bedenkingen rezen tegen
de buitengewoon hooge uitgaven, die het gansche werk vorderde.
Het oorspronkelijk plan was echter beduidend gewijzigd en een nader
voorstel, dat naar raming 67386 vorderde, werd door den Raad
ten slotte aanvaard. Den 5011 Aug. volgde de goedkeuring van het
bestek voor ’t lijkhuisje, waaraan dan ook spoedig de werkzaam
heden begonnen en toen de arbeid aan de kelders reeds eenigermate
vorderde, volgden den 2en Januari, 25 Maart en 14 April 1830
de aanbestedingen voor de daartoe benoodigde grafzerken. 2)
De uitgaven voor deze partieele werkzaamheden bleven echter
voor een belangrijk bedrag beneden de eerste raming als gevolg
van het feit, dat ontheffing was verkregen van de verplichting tot
het bouwen van een hoogen ringmuur. De nu benoodigde gelden
zouden gevonden w'orden uit een 5% leening, groot ƒ80.000, die
den i2en Nov. 1830 door Ged. Staten van Zuid-Holland goedgekeurd
en den nen Feb. 1831 door’t Gemeentebestuur werd uitgeschreven.
Hoewel nog niet geheel voltooid, was, overeenkomstig de ver
plichting, door Gedeputeerden opgelegd, toch met den aanvang
van 1830 de nieuwe begraafplaats in gebruik genomen (den 2en
Januari werd er het eerste graf voor Jan Mondriaan gedolven) en
den i5en Maart 1830 werd het nieuwe „Reglement ten aanzien van
het begraven” door den Raad vastgesteld 3), waarin voor het ver
volg maatregelen waren getroffen omtrent het gebruik van de
„nieuwe openbare begraafplaats in de duinen ten Noordwesten van
’s-Gravenhage.”
J) Deze aanbesteding had plaats den 5en Januari 1829. (Adv. Dag
blad van ’s Gravenhage 26 Dec. 1828.
3) De aanbesteding van de ommuring had plaats 8 Juni 1829.
3) Een provisioneele regeling, den i8en Dec. 1829 door B. en W.
vastgesteld en den 24611 d.a.v. afgekondigd, vindt men afgedrukt in het
„Dagblad van ’s Gravenhage” van 28 Dec. 1829.
1) Nog juist den laatsten dag vóór de algeheele sluiting der kerken
als begraafplaatsen, den 3ien Dec. 1829, werd in den St. Jacob in den
„nieuwen kelder” het lijk van den 70-jarigen Pieter Brand neergelaten.
HAAGSCHE BEGRAAFPLAATSEN.
201