X. Het is hier de plaats, mijn waardeering te betuigen voor de wijze, waarop mij door den Heer W. M. N. Schwartz, Directeur der R. K. begraafplaats, inzage van de aan zijn beheer toevertrouwde bescheiden betreffende den aanleg werd verschaft. De Ned. Hervormde en de Katholieke gemeenten in Den Haag sloegen intusschen geen van beide met onverdeelde instemming de werkzaamheden gade. De eerste toch zag wel in, dat het bedrag harer inkomsten, die reeds door ’t verbod van begraven in de kerken en door ’t gemis van de voormalige bijdragen voor de op gehangen wapenborden aanzienlijk was geslonken, door de nieuwe maatregelen weer niet onbeduidend zou verminderen, wanneer ook de begraafplaats aan den Noordwal zou gesloten zijn. Maar ook de Katholieken hadden hun bezwaren. Want hoewel de nieuwe begraafplaats werd aangelegd met de bedoeling, dat daar zooveel mogelijk voor alle gezindten ruimte zou worden ge vonden voor ’t begraven van hun dooden en de Koning in Oct. 1828 zelfs beslist had, dat aan de Haagsche Katholieken een ge heel afgezonderd gedeelte daarvan ten gebruike zou worden afge staan, overeenkomstig welk besluit B. en W. van ’s Gravenhage aan de Haagsche Pastoors van hun intentie schriftelijk hadden kennisgegeven, meende men in de vier R. K. parochies te moeten overgaan tot den aanleg van een eigen begraafplaats. Daar evenwel de aanschrijving van den Secretaris van Staat van den 7en Aug. 1827 in haar beknoptheid twijfel overliet omtrent het al of niet geoorloofde daarvan, werd bij ’s Konings dispositie van den 25en Maart 1828 daaromtrent alle twijfel opgeheven, toen het bleek, dat het ’s Vorsten wil was, dat weliswaar op de aan te leggen begraafplaats voor iedere kerkelijke gemeente een vrij deel zou worden afgezonderd, doch dat het niettemin aan iedere erkende gezindte geoorloofd zou zijn, op eigen kosten een afzonderlijke be graafplaats aan te leggen. In overeenstemming met deze beschikking hadden de Pastoors der vier parochies (Assendelftstraat, Westeinde, Oude Molstraat en Boschkant) den 28™ April 1828 aan B. en W. van het voor nemen der Katholieken kennis gegeven als een waarschuwing, om „onnoodige kosten vanwege het Gemeentebestuur te voorkomen.” 202 HAAGSCHE BEGRAAFPLAATSEN.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1917 | | pagina 209