9 Eerst den 22en Juni 1832 werd deze acte gepasseerd.
èn door zijn ligging èn door zijn natuurlijke gesteldheid de aandacht
had getrokken, was de vinkenbaan van den heer Pauw, gelegen
men zelfs geneigd bleek,
na herhaalde pogingen
de vinkenbaan
„vooraan den Kanaalweg”. Maar hoewel
hiervoor f 4000 te besteden, was het ook
niet te koop.
Ten slotte wendde de Commissie zich om een geschikt terrein
tot B. en W., en dezen, die zich alleszins bereid toonden, den
heeren ter wille te zijn, verklaarden zich den 2oen Feb. 1829 ge
neigd te willen bevorderen, dat een terrein duingrond in gebruik
zou worden afgestaan tusschen de Alg. Begraafplaats en den vinken
baan van den heer Bloys van Treslong.
Nadat deze gronden die door den „stadsfabriek”, den heer
Reyers, werden aangewezen en waarvan door hem twee bunders
waren uitgezet bezichtigd en uitermate geschikt bevonden waren,
werden den nen Maart daarvan officieel 1000 roeden aangevraagd.
Hoewel de bedoeling der Commissie was geweest, dat deze gron
den, „tot algemeen nut” bestemd, gratis zouden worden beschikbaar
gesteld, bleek het gemeentebestuur daartoe echter niet bereid en
werd de erfpachtsprijs overeenkomstig vroegere afspraak bepaald op
dezelfde som, die de Gemeente daarvoor aan het Domein verschul
digd was. x)
Inmiddels was door de giften der parochianen en een leening van
f 25000 een fonds gevormd, waaruit de eerste onkosten zouden kunnen
worden bestreden Bij de in Mei 1829 gehouden aanbesteding voor
het slechten van het terrein bleek P. van Bleyswijk van Scheveningen
bereid, voor de som van 2097 het effenen van den heuvelachtigen
bodem op zich te nemen. Terstond na de gunning begon men aan
den arbeid en met dezelfde voortvarendheid beschikten Gedeputeer
den, na gunstig advies van B. en Wwelwillend op het verzoek
der Commissie, om ontheffing van de verplichting, de geheele
begraafplaats door een twee meter hoogen muur te omringen, zoo-
dat met het afscheiden door middel van een „schutting of raster
werk” kon worden volstaan.
Het liet zich echter voorzien, dat, evenmin als de gemeente
’s Gravenhage vóór den fatalen datum van den ien Juli 1829 met
het stichten van haar begraafplaats was gereedgekomen, ook de
204
HAAGSCHE BEGRAAFPLAATSEN.