j
J
Commissie niet zou kunnen voldoen aan den eisch, tegen dien tijd
haar terrein volkomen in orde te hebben en geschikt, om de eerste
lijken te ontvangen. Vandaar, dat B. enW. aan de R. K. gemeenten
kennis gaven van de bewilliging van Gedeputeerden, dat met het
begraven in de kerken en op de kerkhoven tot nader order na
1 Juli 1829 mocht worden voortgegaan, weldra gevolgd door een
dispensatie tot 1 Januari 1830.
Einde September had de aannemer Van Bleyswijk overeenkomstig
de voorwaarden en tot volkomen tevredenheid der Commissie zijn
werk beëindigd en men toonde zich welwillend genoeg, den aan
nemer nog een bedrag van 330 boven de blijkbaar te lage
inschrijvingssom uit te keeren. Kort daarop in October had
de aanbesteding plaats van een tweetal gebouwtjes blijkbaar
die ter weerszijden van de inrijpoort welk werk voor 6289
werd gegund. Gelukkig was men bij dien arbeid evenwel niet:
herhaaldelijk werd het werk tengevolge van de heerschende vorst
onderbroken en ook de beplanting en de verdere aanleg van het
terrein had om dezelfde reden geen voortgang kunnen hebben.
Maar de ie Januari 1830 was inmiddels genaderd, de datum,
waarop definitief het begraven in de kerken en op de kerkhoven
binnen de stad verboden zou zijn. Daarom had men intijds voor
de aanstelling van een doodgraver gezorgd en werden de noodige
gereedschappen aangeschaft, opdat met den aanvang van het komende
jaar de nieuwe doodenakker in gebruik zou kunnen worden ge
nomen.
Toch was bij lange na niet alles in den gewenschten toestand
gebracht, zelfs de classificatie der graven was nog niet behandeld,
zoodat besloten werd, de lijken van de betalenden in een viertal
depótgraven ter aarde te bestellen, waaruit later dan aan de kisten
een definitieve plaats zou worden aangewezen.
Nog geruimen tijd zou het duren, eer de aanleg in den volsten
zin voltooid kon heeten. Aan alle kleinigheden werd de meest
nauwlettende zorg besteed en de Commissie was blijkbaar niet
tevreden, vóór het geheel kon worden opgeleverd in dien staat
van welverzorgdheid, waarvan de R. K. begraafplaats nog steeds
zoo’n schitterend voorbeeld geeft en waarmee de Algemeene hier
en daar een scherp contrast vormt. Zoo kwam het, dat eerst den
2oen Oct. 1831 de inwijding kon plaats hebben.
HAAGSCHE BEGRAAFPLAATSEN.
205
I