F haagsche begraafplaatsen. ligging daarvan, op poreuzen, lichten zandbodem, werd in dien tijd algemeen voortreffelijk geacht. Doch daarmee mocht voor een goed deel het gevaar voor epidemieën zijn verminderd, bezworen was het niet. Dat bleek, toen in 1831 en ’32 de „Aziatische braak loop” Cholera morbus hier talrijke offers eischte. De resoluties van het Gemeentebestuur van 3, 8 en 18 Juli 1831 wezen er op, hoe de overheid de inwoners zooveel mogelijk wilde isoleeren van zeevarenden; die van 4 en 18 Juni 1832, dat ze zich volkomen bewust was, welk gevaar er school in ’t gebruik van onrijpe vruchten en ondeugdelijke visch. En uit een schrijven van B. en W. om inlichtingen aangaande den toestand der R. K. begraafplaats, gericht aan de „Commissie van Aanleg”, schemert niet onduidelijk bezorgd heid door voor het welzijn der burgerij, gelijk die de grondtoon was van een kleine brochure, „Maatregelensamengesteld door de Haagsche doctoren P. Hendriks, P. L. Beckers en D. J. A. Arntzenius. Maar de epidemie kwam tot staan, men dacht niet meer aan besmetting van bodem en dampkring, tot voor een halve eeuw (1866) een hernieuwd bezoek van de cholera aan ons land, toen ook Den Haag en Scheveningen zwaar werden geteisterd, de ver vaagde herinnering weder verhelderde. Een dertigtal jaren geleden, toen Den Haag zich zoo buitengewoon ontwikkelde, zag men in, dat de voorhanden grafruimte spoedig te klein zou zijn, waarom de Raad besloot tot uitbreiding van de be graafplaats in Noordelijke richting, ten koste van een deel van de Boschjes. Maar reeds toen bestond er een strooming, die tot sluiting van de begraafplaatsen wilde overgaan, daar de nabijheid van de Indische buurt gevaar voor de gezondheid kon opleveren. En dit motief leidde reeds toen tot een krachtigen aandrang, de begraaf plaats naar de Westduinen te verleggen, wat in later jaren, toen de toestand weer uitbreiding dreigde te vorderen, bij herhaling door een inzender in de „Avondpost” van 26 Mei 1901 werd be toogd. (Overdruk Avondpost: „Het Park Zorgvliet”, bl. 21). Geen wonder, dat die strooming zich hier deed gevoelen. Steeds had men zich behaaglijk gevoeld met de wetenschap, dat de Haagsche begraafplaatsen door haar ligging op den drogen, poreuzen zandgrond aan de hoogste eischen van hygiëne beantwoordden, tot op eenmaal die meening ernstig werd aangevochten. Prof. Buhl 210

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1917 | | pagina 217