en
genoeg gebracht had naar zijn zin. Het was een tijd van heel hard
werken en Constantijn kon de Zierikzeesche jongelui geruststellen,
dat hij niet in het stadje gekomen was, om hun mededinger te
worden bij de Zeeuwsche meisjes. Lang is hij niet te Zierikzee
gebleven, want den yden juni vertrok hij naar Engeland in het
gevolg van Dudley Carleton, den Engelschen gezant in den Haag,
die, evenals één zijner voorgangers, sir Ralph Winwood, zeer be
vriend was met Christiaan Huygens. Hij vergezelde Carleton, die
den Koning overal moest nareizen, om hem te kunnen spreken,
en logeerde daarna bij Noel de Caron, heer van Schoonewal,
Nederlandsch agent te Londen, die te Lambeth woonde of op zijn
buiten te Bagshot, dat hij van den Koning ten geschenke had
gèkregen. Constantijn genoot van zijn verblijf in Engeland, hoewel
hij het betreurde, dat hij telkens naar Londen moest reizen en niet
genoodzaakt was voortdurend Engelsch te spreken. In de Engelsche
hoofdstad vond hij vele oude kennissen, zijn neef Zuerius, zijn
vroegeren gouverneur Brouart, Eglishem, sir Edward Cecyl, kolonel
in dienst der Staten, Biondi, gezant van den Hertog van Savoie,
en Cesare Calandrini. Hij maakte kennis met Philippe Burlamacchi,
een zwager van Calandrini, die eene groote bankierszaak had, en
met Marcantonio de Dominis, een vriend van Cesare. De Dominis
was bisschop van Spalato geweest, maar in 1617 naar Engeland
gekomen en protestant geworden; hij werd door Jacobus I met
weldaden overladen o.a. werd hij deken van Windsor
leefde op groote voet.
De jonge Huygens heeft veel geprofiteerd van zijn eerste ver
blijf in Engeland. Hij kwam er met vele menschen in aanraking,
werd de Engelsche taal machtig, hoorde er mooie muziek en zag
de kunstschatten in de paleizen des Konings en van den hoogen
adel. Hij werd door Caron aan den Koning voorgesteld, voor wien
hij zong en op de luit speelde, iets waarop de jonge man niet
weinig trotsch was. Met den jongen schilder de Gheyn, die tegelijk
met hem naar Engeland was gekomen, maakte hij een uitstapje naar
Oxford, waar hij rondgeleid werd door Eduard van Meetkercke,
een Vlaming, die er studeerde, en de oude Gothische gebouwen
en de Bodleiaansche bibliotheek bewonderde. Op een tochtje naar
Cambridge, in gezelschap van Sir William Heydon, logeerde hij
bij Thomas Howard, graaf van Suffolk, die de allerhoogste ambten
HET LEVEN VAN CONSTANTIJN HUYGENS.
13