NASCHRIFT.
Hoewel erkennende, dat bij het zoeken naar de bijeengebrachte
gegevens de fortuin ons niet geheel ongunstig is geweest, is het toch
met een gevoel van eenige onvoldaanheid, dat we de laatste hand aan
dit opstel leggen. Immers een hoofdvraag, wanneer het oude Eiken-
duinsche kerkhof weder voor het eerst in gebruik werd genomen,
bleef onbeantwoord, en tevens, of ’t uitsluitend door Katholieken
als begraafplaats werd benut. Wat bewoog den eigenaar, weder
tot exploitatie over te gaan? Was het winstbejag, dat hem dreef?
Was hij een Katholiek, die met zijn naam de handelingen van zijn
parochie dekte? Dat men gratis-graven uitgaf, zelfs aan onbekenden,
bijv, aan „een vreemt man uit de Haversak,” wier religie niet vast
stond, schijnt met beide laatste onderstellingen in strijd.
Op al deze vragen bleef een afdoend antwoord evenwel uit.
Mogelijk, dat de oude (Katholieke) kerkelijke archieven daarover
eenig nader licht zouden kunnen verspreiden. Laten we dus besluiten
met een opwekking aan hen, die daaraan het naast staan, met de
woorden, ontleend aan Maerlant’s Rymbijbel:
„Vort so wil ic hen vermanen,
„Die clerke sijn ende ystoriën kinnen,
„Oft si iet vinden hier binnen
„Te verbeteren, oft sij ’t connen,
„Dat sij ’t doen. Ens onder der sonnen
„Menschelic were, weet al bloot,
„Ende heeft wel verbeterens noot.”
2IÓ
HAAGSCHE BEGRAAFPLAATSEN.