HOOFDSTUK II.
In Augustus 1617 was Constantijn uit Leiden in het ouderlijk
huis teruggekeerd. Twee malen had hij gedurende korten tijd iets
van de rechtspraktijk geleerd, maar hij had zich niet als advokaat
gevestigd. Hij had eene reis naar Engeland gedaan, zijne kennis
making met de beide bekende dichters aangespoord, meer in zijne
moedertaal te dichten dan hij tot nu toe gedaan had. Niet alleen
toch richtte hij een gedicht aan de rederijkerskamer „Vreugdendal”
te Breda, maar hij schreef ook de Verclaringh vande XII Artij-
ckelen des Christelicken Geloofs en Christelijcke bedenckingen óver
de Thien Geboden des Heeren; de beide laatstgenoemde werkjes
werden afzonderlijk te Js Gravenhage gedrukt en het eerste beleefde
al dadelijk een herdruk.
Al was Constantijn er trotsch op, dat Anna Roemers, Grotius
en Heinsius zijne gedichten prezen, in den Haag leefde hij in een
geheel anderen kring dan dien van dichters. Ook voor dien kring
schrijft hij verzen, maar 'meestal in het Fransch. Hij bezingt de
bruiloft van een Fransch officier, geeft zijne vreugde er over te
kennen, dat prins Frederik Hendrik eenige zijner verzen heeft ge
lezen, en schrijft een „Entree de ballet” voor de Prinses van
Chimay. In het najaar van 1619 en de eerste maanden van het
volgende jaar wisselt hij weer Nederlandsche verzen met Anna
Roemers en verkondigt in andere, in dialect geschreven, de stelling,
dat de vrouw achterstaat bij den man. Het uitvoerigste dier ge
dichten is gericht aan Lucretia van Trello, de zuster van Mevr,
van Dorp en tante van Dorothea. Lucretia, die eenige jaren ouder
was dan Constantijn, was eene groote vriendin van hem. Jaren
later heeft hij, toen zij blind werd, tot troost voor haar zijn
Oogen-troost gedicht en in 1663 ook haar dood bezongen. Want
de vriendschap tusschen hen beiden heeft tot het einde geduurd.
Constantijn heeft zich trouwens voor allen, van wie hij hield, zijn
leven lang een trouw vriend betoond en zich den naam waardig
gemaakt, dien hij in dezen tijd onder zijne gedichten begon te
plaatsen, den naam Constanter.
HET LEVEN VAN CONSTANTIJN HUYGENS.
15
1620—1625.