Wurtemburg. Over Tubingen en Schaffhausen werd de reis voort gezet naar Zürich, terwijl het gezantschap tot de grens van Zwitser land steeds door een aantal ruiters werd begeleid. Te paard reisde men verder over Chur naar den Splügen, die werd over getrokken, en van Chiavenna over Morbegno naar Bergamo; het was een moeilijke tocht. Over Brescia, waar men een paar dagen rust nam, Verona, Vicenza en Padua werd de tocht voortgezet en den 1360 Juni werd Venetië bereikt. Dadelijk na zijne aan komst zond Aerssen den jongen Huygens, dien hij tot secretaris van het gezantschap had aangesteld, naar den Doge, Antonio Priuli, om eene audiëntie aan te vragen, en deze complimen teerde den jongen man wegens het uitstekende Italiaansch, dat hij sprak. Den ióden Juni had de plechtige intocht plaats, waar voor de gezant met zijn gevolg zich eerst weer buiten de stad begaf. Ook verder werd aan het gezantschap te Venetië alle mogelijke eer bewezen, zelfs werd aan de heeren het arsenaal getoond, waarin anders vreemdelingen nooit werden toegelaten. Maar tot bescherming van de Grauwbunders en tot het steunen van den Koning van Boheme was de Senaat van Venetië niet te bewegen en Aerssen vertrok weer den 5den Juli, nadat hij met een grooten gouden keten, zijn zoon en Huygens met een kleineren waren vereerd. Constantijn had te Padua in de rechten willen promoveeren, maar daartoe ontbrak de tijd, en Aerssen ried hem ook af, over Frankrijk terug te reizen en zich te Orleans den doctoralen graad te verwerven. Zoo reisde Huygens dan met het gezantschap terug ongeveer langs denzelfden weg als op de heen reis, behalve dat nu Bazel werd aangedaan; vandaar reed men in koetsen over Straatsburg, Spiers en Worms naar Oppenheim, om dan in schuiten den Rhijn af te zakken tot Nijmegen. Den 7de" Augustus kwam het gezantschap in den Haag terug. Huygens heeft op deze reis ontzaglijk veel gezien. Onze voor ouders beschouwden de natuur op eene andere wijze dan wij en waren o.a. zeer spaarzaam met natuurbeschrijvingen. Zij waren door den zwaren tijd, dien zij beleefden, er waarschijnlijk zoo aan gewend, de wereldsche zaken alleen uit een practisch oogpunt te bekijken, dat de natuur hen zelden in 'verrukking bracht. Dat be speuren wij ook uit Huygens’ reisjournaal; zelden is hij onder den indruk van de prachtige natuur, die hij voor het eerst van i8 HET LEVEN VAN CONSTANTIJN HUYGENS. Ml

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1917 | | pagina 26