een uitvoerig Latijnsch
eere van de Universiteit van Oxford, dat daar gedrukt
door verschillende leden dier Universiteit beantwoord werd,
De uytlandighe herder, aan Heinsius opgedragen, waarin hij
voor het lot van zijn vaderland. Met Thorius
verzen.
om als helper te worden toegevoegd
maar zijn verblijf in Engeland heeft
opgeleverd; hij werd nl. door Jacobus tot ridder
'sten Oct. 1622 had die plechtigheid plaats en in
heeft gekenmerkt. En dat was voor hem van des te meer belang,
omdat hij gaarne als helper toegevoegd wilde worden aan Caron,
den agent der Staten, om dezen later op te volgen. Van Aerssen,
die hem gaarne mocht lijden en groote verwachtingen van hem
had, had hij verder veel geleerd. Den vrijen tijd, dien zijne ambts
bezigheden hem lieten, besteedde Huygens voor een deel aan den
omgang met oude en nieuwe vrienden. Hij kwam veel met Drebbel
in aanraking, met Cecyl, Thorius, Calandrini en Brouart, en hij
waarschuwde meermalen De Dominis, om niet naar Rome te gaan
en zijn verderf te gemoet te loopen. Hij was zeer bevriend met
sir Robert Killigrew en zijne vrouw, in wier huis veel muziek
werd gemaakt, en leerde Baco kennen, wiens geleerdheid hij zeer
bewonderde, maar die hem overigens zeer onsympathiek was.
Misschien heeft hij in dezen tijd ook kennis gemaakt met John
Donne, een beroemd kanselredenaar en dichter, van wien hij later
eenige verzen vertaalde, en met den bekenden tooneelschrijver
Ben Johnson. En verder heeft hij in Engeland eenige grootere
gedichten geschreven, o.a. ’T Costelick Mal, eene satyre op de
mode in den vorm van een brief aan Cats, die het tegelijk met het
Voorhout heeft uitgegeven. Ook schreef hij
gedicht ter
en
en
zijne angst uitspreekt
wisselde hij vele kleinere
De wensch van Huygens,
aan Caron, is niet vervuld,
hem toch iets
geslagen. Den 27-
zijn Dagboek teekende de nieuwe ridder aan, dat hij dienzelfden
dag van zijn paard is gevallen.
In den Haag teruggekeerd, leefde Huygens weer hetzelfde leven
als vroeger. Nu hij geen vast ambt in dienst der Staten of van
den Stadhouder kon veroveren, deden Caspar van Vosbergen en
Carleton moeite bij den Koning van Denemarken, dat deze hem
hier te lande tot agent van dat rijk zou aanstellen. Maar ook
die poging is niet gelukt. En zoo bracht Huygens zijn tijd weer
door met studie, lectuur en met het schrijven van verzen. Hij ver-
HET LEYEN VAN CONSTANTIJN HUYGENS.
22