HOOFDSTUK III.
1625—1633.
Huygens was 28 jaar oud, toen hij het ambt van secretaris aan
vaardde. Voor een jongen man van zijne talenten en kundigheden,
die met groot gemak verscheidene talen sprak en schreef, die
buiten ’s lands al zooveel ervaring en menschenkennis had opge
daan en zich reeds zoo lang in de diplomatie had bewogen, was
de nieuwe betrekking zeker niet bijzonder hoog Daar stond echter
huis in het Voorhout had gekocht, had de hulp en den raad van
haren jongsten zoon noode gemist.
In de laatste helft van het jaar 1624 en in het voorjaar van
1625 voltooide Huygens zijne Printen en schreef bijschriften op
de steden en op eenige dorpen van Holland. Ook wisselde hij
gedichten met Jacob van der Burgh en Johan Brosterhuisen, die
hij misschien gedurende zijn verblijf te Leiden had leeren kennen.
Door hen kwam hij in aanraking met Barlaeus, vroeger onder
regent van het Staten-College en professor in de logica te Leiden,
die in 1619 om zijne remonstrantsche gevoelens was afgezet en
sedert dien tijd den kost verdiende met les geven en jongelui bij
zich aan huis te hebben. Barlaeus had Van der Burgh en Broster
huisen in een vers aangespoord liever Latijnsche dan Nederlandsche
gedichten te schrijven; Huygens bestreed zijne meening eveneens
in een Latijnsch vers, en dit werd de aanleiding tot eene intieme
vriendschap tusschen de beide mannen, die tot den dood van
Van Baerle bestaan heeft. Verder was Huygens in dezen tijd bezig
met het bijeenbrengen van vele zijner gedichten in een bundel,
dien hij Otia betitelde, en die in den zomer van 1625 met eene
opdracht aan Heinsius het licht zag.
Aan al dit letterkundig werk zou echter spoedig een einde komen.
Den 23sten April 1625 stierf prins Maurits; zijn opvolger Frederik
Hendrik verloor kort daarna door den dood één zijner beide secre
tarissen, Johan Tuning, en Huygens, die om de betrekking ge
vraagd had, werd den i8den Juni door den Prins tot zijn secretaris
aangesteld, naar men zeide, door de voorspraak van den vroegeren
Engelschen gezant Carleton en van de Koningin van Boheme.
HET LEVEN VAN CONSTANTIJN HUYGENS.
24