die zich bijzonder had ingespannen, om dat huwelijk tot stand te brengen. Ook Constantijn, die toen buitenslands was, was slecht te spreken geweest over het blauwtje, dat het mooie nichtje zijn broer had doen loopen. Anderen hadden trouwens dezelfde ervaring opgedaan; Hooft, die toen weduwnaar was, had haar te vergeefs hart en hand aangeboden. Constantijn, die vier jaren geleden boos was geweest, dat Susanna zijn broeder bedankt had, wist haar nu zelf te veroveren. In November en December 1626 reisde hij naar Amsterdam; waarschijnlijk is toen het engagement tot stand ge komen. Grappig zijn de plagerijen in de brieven van Nicolaas Schmelzing, een Oostenrijker, die lange jaren in het leger der Staten kolonel der ruiterij is geweest, een groot bewonderaar was van de Koningin van Boheme en een jammerlijk Hollandsch schreef. Hij was zeer met Huygens bevriend. Bij een zijner bezoeken te Amsterdam zag Huygens in Coster’s Academie Hooft’s Warenar opvoeren en werd toen door Vondel van het tooneel af in een gedicht toegesproken, wat anders alleen bij vorsten plaats had. Gedurende zijne verloving heeft Huygens eene reeks van fraaie gedichten aan zijne „Sterre” gewijd. Den 6den April 1627 werd het huwelijk van Constantijn Huygens en Susanna van Baerle gesloten; Huygens’ peet, de oude Justinus van Nassau, die toen rustig te Leiden woonde, en Schmelzing behoorden tot de bruiloftsgasten. Slechts enkele maanden heeft hij van zijn jong huwelijksleven kunnen genieten, want den i8den Juli ging hij met den Prins naar het leger; hij maakte de belegering van Grol mede, keerde den i^den October naar den Haag terug en voerde den volgenden dag zijne jonge vrouw naar het huis in de Lange Houtstraat, dat hij van Margaretha van Mechelen had gekocht. Had hij in de legerplaats voor Grol verschillende gedichten geschreven, van welke er eenige gedrukt werden achter I. V. Vondelens Verovering van Grol (1627), in de wintermaanden be zong hij niet alleen Hooft’s huwelijk met Leonora Hellemans, maar zette ook een uitgebreid gedicht op touw, waarin hij zijn levens wijze beschrijft en dat hij Daghwerck betitelde. Huygens schreef het gedicht op aansporing van zijne vrouw; hij heeft telkens het werk weer opgevat, maar het nooit voltooid; in 1638, na den dood zijner Sterre, heeft hij een slot aan het gedicht gemaakt, maar het niet uitgegeven vóór 1658. Men ziet uit het Dagh- 28 HET LEVEN VAN CONSTANTIJN HUYGENS.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1917 | | pagina 36