3°
monnik
en in
Al spoedig na
dragen eene nieuwe
Huygens is raad en
dood en heeft dat ambt dus bijna 60 jaren lang bekleed.
Huygens’ gezin groeide langzamerhand aan; in Maart 1631 werd
zijn derde zoon, Lodewijk, geboren. De veldtocht van den Prins
duurde in dat jaar bijna zes maanden en onderscheidde zich niet
door belangrijke krijgsbedrijven, totdat in September de roemrijke
overwinning op het Slaak werd bevochten. De letterkundige werk
zaamheid van ’s Prinsen secretaris bepaalde zich tot het schrijven
van eenige kleine gedichten; het belangrijkste is een lofdicht op
de Geschiedenis van de belegering van den Bosch, door Heinsius
in het Latijn geschreven. Het vers werd met een brief van Huygens
aan den grooten geleerde in het werk opgenomen, dat nog al
tijd heeft men gemeend, dat deze dichter met zijn buitengewoon
gewrongen stijl grooten invloed op Huygens heeft gehad. Die be
wering mist eiken grond. In tal van vroegere gedichten, in het
Hollandsch, het Latijn en het Fransch geschreven, toont Huygens
reeds eene groote voorliefde voor gewrongenheid, spitsvondigheid
en duisterheid. En als men hem daarover aanviel, maakte hij
natuurlijk van die gebreken een beginsel. Zoo verdedigt hij zich
reeds in 1622 tegenover zijne ouders, ontwikkelt later zijne denk
beelden over de dichtkunst in zijne Autobiographic en spreekt het
ook in zijne gedichten meermalen uit, dat hij zich allerminst toelegt
op zoetvloeiendheid, maar op kernachtigheid en beknoptheid, op
gevaar af daardoor moeilijk verstaanbaar te zijn. Behalve de ver
talingen naar Donne schreef hij in 1630 nog eenige verzen in
verschillende talen op het schenden van Pretarca’s graf door
een monnik en eenige dronken boeren, een schandaal, dat in
Italië en in de Nederlanden een aantal pennen in beweging
bracht.
In het voorjaar van 1630 werd Huygens door aankoop heer van
Zuilichem, een dorp in de Bommelerwaard; het bezit van die
heerlijkheid heeft hem vele moeilijkheden en processen op den hals
gehaald. En in hetzelfde jaar werd hij door den Prins tot zijn
raad en rekenmeester benoemd, in plaats van Erik Dimmer, die
was overleden. De Raad van den Prins had het bestuur over de
uitgebreide goederen der Oranjes en het beheer der geldmiddelen.
zijne benoeming werd hem door den Prins opge-
instructie voor den Raad te ontwerpen,
rekenmeester der Oranjes gebleven tot zijn
HET LEVEN VAN CONSTANTIJN HUYGENS.