critiek heeft uitgelokt, hoewel den schrijver door zijn jongeren vriend vele inlichtingen waren gegeven. De veldtocht van het jaar 1632 was heel wat belangrijken dan de vorige. Den 25-sten Mei vertrok Huygens met den Prins naar het leger en, nadat in de eerste dagen van Juni Venlo en Roermond zich hadden overgegeven, werd het beleg voor Maastricht geslagen. Het was weer eene dier belegeringen, door welke Frederik Hendrik zich beroemd heeft gemaakt, maar die vele slachtoffers heeft geëischt; Huygens zag tal van Fransche officieren, die hij kende, sneuvelen, o.a. de St. Surin, een jongen vriend van den beroemden Franschen schrijver Louis Guez de Balzac. Ook betreurde hij den dood van den jongen graaf van Hanaü, een kleinzoon van prins Willem en Charlotte van Bourbon. Toen de poging van Pappenheim, om Maastricht te ontzetten, mislukt was en de stad zich den 23sten Augustus had overgegeven, werden in het leger, dat bij de ver overde vesting bleef, de vredesonderhandelingen geopend, die later in den Haag zijn voortgezet, maar ten slotte op niets zijn uitge- loopen. Na eene afwezigheid van een half jaar keerde Huygens den 25sten November naar zijne woonplaats terug. Den 22sten De cember verscheen hij in de vergadering der Staten-Generaal, om namens den Prins mee te deelen, dat deze van plan was de stad en het graafschap Lingen, die in het bezit geweest waren van zijn vader, te bezetten. Ook later heeft Huygens meermalen eene dergelijke opdracht van zijn meester ontvangen. Dat hij, en niet zijn ambtgenoot Junius, daartoe werd gekozen, is misschien wel hieraan toe te schrijven, dat hij steeds meer en meer door den Prins gewaardeerd werd. In Mei 1632 kreeg hij althans eene nieuwe instructie, waarbij hij geheel gelijk gesteld werd met zijn ouderen ambt genoot; het schijnt dat in het vroegere stuk de verhouding tusschen de beide secretarissen niet voldoende was omschreven. Ook was het Huygens, die gewoonlijk met den Prins te velde trok en dezen overal te paard vergezelde - in 1633 gaf zijn meester hem in het kamp te Dommelen een rijpaard ten geschenke terwijl Junius meer in den Haag bleef. De juistheid van Huygens’ oordeel, zijne gropte kennis, zijne toewijding en vlugheid van werken moesten ook wel door den Prins gewaardeerd worden. Een bewijs, zooal niet van waardeering, dan toch van den in vloed, dien men hem toeschreef, kwam van andere zijde. In het HET LEVEN VAN CONSTANTIJN HUYGENS. 31

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1917 | | pagina 39