36
De omgang met familieleden en vrienden moge eenige afwisseling
gebracht hebben tn zijn druk ambtelijk leven, Hnygens besteedde
het grootste deel van zijn vrijen tijd toch aan andere dingen.’s Mor
gens vroeg, voordat hij naar het hof ging, was hij te spreken voor
ieder, die zijne hulp inriep om iets van den Prins te verzoeken. En dan
is er verder bijna geene kunst, die hij niet heeft beoefend. Het aantal
verzen, dat hij in verschillende talen heeft gedicht, bedraagt duizenden.
Zooals hij echter later verzekerde, is hij zelden rustig gaan zitten, om
een gedicht te schrijven; vooral de taallooze puntdichten, die hij heeft
nagelaten, werden „te velde, te schepe, te waghen, te paerde meest,
geboren”. Hij had verstand van schilderijen in zijne jeugd heeft hij
zelf miniaturen geschilderd schreef in zijne autobiographic over de
schilders, die hij kende, waarbij hij den jongen Rembrandt, van
wien hij één enkel stuk gezien had, eene groote toekomst voor
spelde en bezat schilderijen. Hij teekende goed en ontwierp later
zelf het vignet voor de Momenta desultoriaaan boetseeren dat
hij in zijne jeugd geleerd had, schijnt hij op rijper leeftijd niet
meer gedaan te hebben. Toen hij een huis ging bouwen, werkte
hij zelf mee aan het bouwplan. Maar de kunst, die Huygens boven
alle andere stelde, was de muziek. Hij bespeelde verschillende
instrumenten op later leeftijd breidde hij het aantal daarvan
steeds uit zong en componeerde. Hij was er steeds op uit,
goede instrumenten, goede snaren en nieuwe muziek te veroveren;
geen moeiteh waren daarvoor te groot, geene kosten te hoog. Tot
zijn ouden dag toe is de muziek een hartstocht van Huygens gebleven.
De kunstenaars zelf vergat Huygens niet. De vreemde musici,
die in den Haag kwamen, vonden bij hem een vriendelijk tehuis
en een warm onthaal. Rembrandt en andere schilders heeft hij
voortgeholpen, door hen aan te bevelen bij het hof en bij zijn
eigen kring. Onder de tallooze menschen, die zijne hulp en voor
spraak inriepen, waren vele artisten en met verscheiden buiten-
landsche musici heeft hij eene drukke briefwisseling gevoerd.
Ook dichters en schrijvers konden rekenen op zijne belangstel
ling. De vriendschap met Hooft, met Anna en Tesselschade Roemers,
met Van Baerle begint door het wisselen van gedichten; in Van
der Burgh en Brosterhuisen waardeert hij vooral, dat ook zij
dienaars zijn der Muzen. Eenvoudige menschen, als Adriaan van
de Venne, zenden hem hunne bundels toe en de secretaris van
HET LEVEN VAN CONSTANTIJN HUYGENS.