38
van
Cornells Drebbel en stelde veel belang in zijne uitvindingen, het
perpetuum mobile, het onderzeesche schip, den muziekautomaat,
de camera obscura, den microscoop. In Drebbel’s werkje Van de
Nature der Elementen keurde hij echter den mystieken toon af.
En hij heeft veel pleizier, als hij van huis gewaarschuwd wordt
voor den toovenaar en plaagt dezen met den slechten naam, dien
hij heeft. Van de physica gaat hem vooral de optica ter hand; hij
is daar steeds mee vervuld en leest alle oude en nieuwe schrijvers,
die daarover handelen en die hem door Golius worden opgenoemd.
Hij correspondeert met dezen over dat onderwerp en wil hem in
kennis brengen met Girard, een ingenieur in het leger der Staten,
die studie maakte van de theorie der lichtbreking en dien hij hoog
vereerde. Ten huize van Golius maakt hij kennis met Descartes,
verheugt zich zeer, dat deze belooft die quaestie ter hand te zullen
nemen, en helpt hem later bij eene dioptrische proef. De vriend
schappelijke verhouding tusschen Huygens en den grooten Franschen
wijsgeer behoort echter tot eene latere levensperiode.
Huygens stond in briefwisseling met den sterrenkundige Wende-
linus en hielp hem, als hij kon, bij zijne onderzoekingen. Hij was een
groot bewonderaar van de beroemde aardrijkskundigen Mercator,
Ortelius en vooral van den jongeren Philip Cluver. Hij legt eene
groote verzameling aan van naturaliën, waarbij zijn vriend Broster-
huisen ijverig helpt. Dien botanicus brengt hij in kennis met de
werken van Baco van Verulam, welke hij zeer bewonderde. Evenals
Brosterhuisen is hij dikwijls bezig met allerlei proeven, waarbij
gekookt en gedistilleerd wordt. Hij maakt afgietsels in was van
medailles en munten, waarvan hij eene verzameling heeft. En ten
slotte is hij een groot liefhebber van de draaibank; het werken
daaraan vindt hij eene gezonde lichaamsbeweging en hij maakt met
behulp van dat werktuig allerlei dingen. Als Barlaeus hem uitlacht
om die liefhebberij, verdedigt hij zich ernstig en toen hij 84 jaar
oud was, beoefende hij somtijds nog dit,
(S)ijn ambacht, lang gepleegt en yverigh bemint.
Wij staan dikwijls versteld over de reusachtige werkkracht
vele onzer zeventiende-eeuwers. Hier is slechts sprake van lief
hebberij werk. Maar het blijft toch een raadsel, hoe iemand met
zulk een druk ambt, als Huygens had, de geheele beschaving van
zijn tijd in zich heeft kunnen opnemen.
HET LEVEN VAN CONSTANTIJN HUYGENS.