43
eer
-
Fluygens; zelfs eene vrouw heeft de reis durven doen. Maar de
wijsheid is eene goede geleidster voor de Muzen, die meisjes zijn.
Waag gij u op de golven, zegt de aangevallene, wij blijven aan
den oever. Er is eene zee naar Icarus genoemd en ook aan anderen
is eene dergelijke eer te beurt gevallen. Sommige menschen willen
sterven voor den roem, maar zulk een slecht voorbeeld wil ik
niet volgen. Nu treedt ook Susanna van Baerle, Huygéns’ vrouw,
in het strijdperk en spreekt als haar oordeel uit, dat mannen en
vrouwen thans in de wereld van rol moeten verwisselen, en haar
echtgenoot meent: gij hebt Jupiter verzoend; nu blijft voor u de
moeilijker taak het Juno te doen. Daartoe wendt de professor in
vijf verzen pogingen aan. Gij durft meer, Barlaea, dan mannen,
gij hebt meer op het spel gezet en bezit, mannelijke moeder, meer
moed dan ik. De natuur dwaalde; toen zij u schiep, bedoelde zij
mij. Bestijg gij den katheder, en geef mij vrouwenkleeren. Gij
vreest het water niet, want gij zij t eene afstammelinge van Venus,
die uit de golven geboren is. Maar mij heeft Prometheus uit aarde
gemaakt en daarom geef ik aan de aarde de voorkeur. Doe gij nu
al uw best, roept hij Huygens toe, om U met Juno te verzoenen,
want dat kunt gij alleen. Dan spreekt Susanna Barlaeus tot Gaspar
Barlaeadoctores met een baard, Muiden is getuige, dat gij ge
noeg deecjt, den Plaag, dat gij genoeg-spraakt. En Huygens be
sluit den twist met een „Ohe, iam satis”! Hij, de slechte dichter,
heeft, terwijl de golven woedden, zijn leven gewaagd; Barlaeus,
de slechte zeeman en goede dichter, heeft zich onder het razen
van Bacchus aan de wijnflesch toevertrouwd; laten anderen nu
beslissen, aan wien van beiden in dezen poëtischen strijd de palm
der overwinning moet worden toegekend.
In den zomer van 1636 werden er strijdschriften tusschen Jean
Louis Guez de Balzac en Daniel Heinsius gewisseld, die aan Huygens
werden opgedragen. In 1632 had Heinsius zijn Latijnsch treurspel
Herodes Infanticida uitgegeven, dat reeds in 1611 voltooid was.
Balzac had het treurspel gelezen en had er vele aanmerkingen op,
o. a. dat er Grieksche wraakgodinnen optreden in eene Israëlitische
omgeving. Eindelijk had hij al zijne bezwaren neergelegd in een uit
voerig stuk met den titel Discours sur une tragedie de Monsieur
Heinsius, intitulée Herodes Infanticida. A Monsieur Huygens;
deze stelde het op verzoek van Balzac aan Heinsius ter hand.
HET LEVEN VAN CONSTANTIJN HUYGENS.