44
De beroemde Leidsche geleerde voelde zich gekwetst door den
toon van den Franschen schrijver, die in zeer beleefde woorden
harde dingen zeide en wiens goede trouw hij daarom verdacht.
In een zeer geleerd Latijnsch betoog trachtte hij Balzac’s aan
merkingen te weerleggen en het was weer Huygens, die dit stuk
aan Balzac toezond. Het was een moeilijk geval voor 's Prinsen
secretaris. Waarschijnlijk voelde hij wel iets voor Balzac’s argumen
ten, maar hij wilde natuurlijk zijn ouden vriend niet afvallen. Aan
Balzac schrijft hij„souvenez-vous que je n’ay point esté appelé
a seoir comme juge de la lice, mais a tenir ferme, comme le faquin,
sur qui vous rompiez voz lances de part et d’autre”. En ernstig
spoort hij de beide tegenstanders tot zachtheid aan. Het hielp
natuurlijk niet. Balzac liet in Jan. 1636 zijn Discours uitgeven door
Boisrobert en Heinsius’ ambtgenoot, M. Zuerius Boxhorn, bezorgde
de uitgave van de Epistola, qua dissertationi D. Balsaci ad
Herodem Infanticidam respondetur, welke aan Huygens is opge
dragen. De Fransche schrijver bedankte Huygens voor de toe
zending, maar brak daarna de briefwisseling af, die eerst drie jaren
later hervat werd. Waarschijnlijk heeft Balzac’s critiek er wel toe
bijgedragen, om het Latijnsche drama hier te lande uit de mode te
brengen; na Heinsius’ Herodes is er althans geen enkel meer ge
schreven.
De veldtocht van 1636 was zonder eenige beteekenis; het leger
der Staten had door dien van het vorige jaar en door het beleg
van Schenkenschans gedurende den geheelen winter te veel geleden.
De Prins bepaalde zich er dus toe, om door een verblijf in Brabant
den Kardinaal Infant te noodzaken een gedeelte van zijn leger uit
Frankrijk terug te trekken. Huygens, die den 2isten Aug. met hem te
velde was getrokken, keerde den 5den Nov. naar den Haag terug.
Intusschen was zijn vriend Barlaeus op laaghartige wijze aan
gevallen, omdat hij een lofdicht geschreven had op een boek van
een geleerden Israëliet, en alle vrienden van den professor waren
zeer vertoornd wegens den aanval. Huygens droeg hem een werkje
op, dat hij tijdens zijn verblijf in het leger in enkele dagen had
gedicht: het bestond uit een reeks van gedichtjes, die op het weder
betrekking hebben, en die hij Meteorologia peripatetica betitelde.
Groote gedichten heeft hij dit jaar niet geschreven.
In het najaar kwam Huygens meermalen in aanraking met Nicolaes
HET LEVEN VAN CONSTANTIJN HUYGENS.