46
van Reigersberch, daar de Prins verlangde, dat diens zwager
Grotius hem rechtskundig advies zou geven met betrekking tot de
Fransche goederen der Oranje’s; ook in 1637 is er telkens sprake
van stukken over die quaesties in de briefwisseling van Reigers
berch met den grooten rechtsgeleerde.
Intusschen naderde het nieuwe huis van Huygens aan het Plein
zijne voltooiing. In Februari 1637 verkocht hij zijn huis in de Hout
straat. Den i3den Maart beviel zijn vrouw van eene dochter, de
eerste na vier zoons, die Susanna werd gedoopt, maar den 3osten
van die maand werd de moeder ernstig ziek en den 29sten April werd
de zieke naar het huis van haar zwager, admiraal Van Dorp, ver
voerd, wat de ziekte deed verergeren. Den isten Mei bracht Huygens
zijne kinderen naar het nieuwe huis over, waarvan de bouw met
zoovele illusies was begonnen, maar zijne vrouw heeft het niet
bewoond; den roden Mei stierf zij en zes dagen later stond hij bij
het geopende graf, om den volgenden dag zijn nieuwe huis te be
trekken. Intro in novas aedes, lieu! sine mea turture, schrijft hij
dien dag in zijn Dagboek. Tien jaren was hij in een zeer gelukkigen
echt met haar vereenigd geweest en thans bleef de 40-jarige man
met vijf kinderen achter. Twee dagen later riep de Prins hem aan
zijn werk. Intusschen moest de huishouding in het groote nieuwe
huis geregeld worden en Huygens koos als hoofd daarvan zijne
nicht Catharina Suerius. Zij was eene dochter van Jacob Suerius
en Catharina Hoefnagel, eene zuster van Huygens’ moeder, en
ongeveer 40 jaren oud, toen zij den moeilijken post op zich nam,
dien zij 31 jaren lang bekleed heeft; in 1680 is zij op hoogen leeftijd
gestorven. Als gouverneur van de oudste jongens kwam Abraham
Mirkinius, een theologisch student uit Leidenbij Huygens aan huis.
Maar nog voordat alles geregeld was, moest hij den Prins te
velde volgen; den 7<ien Juli verliet hij den Haag, nam deel aan
een tocht naar Zeeland en kwam den 23sten van die maand met
den Prins voor Breda, om weer ééne der roemrijkste belegeringen
van zijn meester bij te wonen. Als vroeger hield hij weer bijna
dagelijks de Prinses op de hoogte van alles wat er voorviel in
het leger en, toen de stad den 6den October overging, maakte hij
dadelijk een Latijnsch opschrift, dat later in de Groote Kerk van
Breda prijkte, terwijl hij in dezelfde taal eenige verzen schreef, die
op de belegering betrekking hebben. Toen hij in November was
HET LEVEN VAN CONST ANTI JN HUYGENS.