gezaghebbende mannen, opdat de Staten op hunne kosten iemand
naar Galilei zouden zenden, verkreeg de steun van den Prins en
wist Cats te belezen, het voorstel om reisgeld aan Hortensius te
verleenen in de Staten te brengen. Maar de zaak is niet ten einde
gebracht; twee leden der commissie, Reael en Hortensius stierven,
de laatste nadat hij het geld voor zijne reis naar Italië had opge
maakt; de pogingen van Huygens, om op nieuw te beginnen, mis
lukten. Galilei is spoedig daarna gestorven.
Geen dichter is misschien zoo geplaagd om lofdichten als Huygens;
hij toch leefde in een ruimen kring en had een grooten naam als
kunstkenner en Maecenas. Geen wonder dus, dat hij telkens werd
aangeklampt voor een lofdicht op een of ander wetenschappelijk
werk. Dikwijls voldeed hij aan zulk een verzoek, zelfs van onbe
kenden, dikwijls ook schreef hij motu proprio lofdichten voor de
boeken van zijne vele geleerde vrienden. Zoo bezong hij o.a. in
1639 de Sacrantm Excercitationum ad Novum Testamentum
libri XX, het uitvoerige werk van Daniel Heinsius, dat aan hem
was opgedragen, J. van Beverwyck’s Ean de Uitnementheyt des
vrouwelicken geslachts, Rivet’s Vindiciae Mariae matris Domini en
de Historia obsidionis Bredae van M. Zuerius Boxhorn. Dit zijn de
belangrijkste gedichten, door Huygens in hetjaar 1639 geschreven.
In het vers Genesen van doofheid, tot God stortte hij zijne dank
baarheid uit, dat dit gebrek hem bespaard was. Op zeer jeugdigen
leeftijd aan één oor doof geworden, maakte hij zich licht angstig
voor „de rest”.
In Februari zond hij het Daghwerck, dat hij van plan was uit te
geven, aan Hooft toe, met het verzoek er zijn oordeel over te zeggen
en het dan aan de Amsterdamsche vrienden ter hand te stellen. Dat
geschiedde; Vondel, Mostart en Baeck kwamen aan huis bij Van
Baerle, die ziek was, en lazen samen het uitvoerige gedicht. Van
Baerle en Hooft prezen het werk in alle opzichten, Vondel en Mos
tart brachten hunne aanmerkingen op het papier, maar van eene
uitgave van het gedicht is vooreerst niets gekomen.
De veldtocht van 1639 leverde niets merkwaardigs op; het was
een heen en weer trekken naar Vlaanderen en naar de Rijnstreken.
Plet plan om Hulst te belegeren moest worden opgegeven, en ook
Geldern bleef onaangetast. De overwinning op de Spaansche vloot bij
Duins maakte echter het mislukken van den veldtocht weer goed.
I
HET LEVEN VAN CONSTANTIJN HUYGENS.
51