56
er, behalve de boven genoemden, ook nog Anna Roemers. Vijf
prettige dagen bracht hij met hen door en, toen hij den 2isten
wilde vertrekken, werd hij omringd door al de dames van het
gezelschap, „die (hem) verboden te verreisen", en eerst den vol
genden dag vertrok hij over het bevroren Haarlemmermeer.
Den 8sten Mei verliet Huygens met den Prins den Haag voor den
veldtocht, die, in overleg met de Franschen, groot was opgezet.
Het leger trok naar Vlaanderen, met het doel om Brugge aan te
tasten. Maar toen het graaf Flendrik Casimir, die het bevel voerde
over de voorhoede, niet gelukte den overtocht over een kanaal te
verzekeren, moest dat plan worden opgegeven. Bij een verkennings
tocht tot onder de muren van Gent, door den Prins zelf onder
nomen, bleek, dat een aanval op die stad niet geraden zou zijn.
Nu rijpte het plan om Hulst te belegeren, maar Hendrik Casimir
leed eene ernstige nederlaag bij de redoute ’t Kwaadpeerdsgat,
waar hij zelf gewond werd en een groot deel zijner officieren
sneuvelde, terwijl de vijand zich bij Hulst sterk verschanste. Frederik
Hendrik, inziende, dat alle kans op succes in Vlaanderen verkeken
was, voerde zijn leger naar de Rhijnprovincie, waar hij het beleg
voor Geldern sloeg. Ook hier echter had hij tegenspoed, moest
het beleg opbreken ten gevolge van het ongunstige weer en kwam
den 28sten September in den Haag terug. Huygens was tijdens den
veldtocht nog twee dagen in de hofstad geweest, om met de Prinses
en Aerssen te spreken over nieuwe instructies voor Heenvliet, die
in Engeland onderhandelde over een huwelijk van Willem II met
de oudste dochter van Karel I.
Door den dood van Hendrik Casimir, die 12 Juli aan zijne
wonden overleed, was het stadhouderschap van Friesland, Gro
ningen en Drente vacant geworden. Frederik Hendrik wilde zijn
neef gaarne opvolgen en, om hem te doen kiezen, werden gevol
machtigden der Staten-Generaal naar de drie Noordelijke provin
cies gezonden. Voordat deze echter te Leeuwarden waren aange
komen, werd Willem Frederik, een jongere broeder van Hendrik
Casimir, tot stadhouder van Friesland benoemd. In de omgeving
van den Prins was er misschien niemand, die zoozeer ijverde voor
zijne verkiezing in de drie provincies, als David de Wilhem,
Huygens’ zwager en lid van den Raad van Frederik Hendrik.
Bijna dagelijks schreef hij aan Huygens in het leger, dat deze den
HET LEVEN VAN CONSTANTIJN HUYGENS.