de Staten zouden 30 oorlogsschepen laten kruisen voor de Vlaamsche kust. De hertog van Orleans sloeg het beleg voor Grevelingen, terwijl Tromp, die het bevel voerde over de Hollandsche vloot, er voor zorgde, dat de toevoer van levensmiddelen en krijgs behoeften hem niet kon worden afgesneden. De Prins van Oranje kwam, na vele moeilijkheden en veel manoeuvreeren en nadat een groot aantal forten genomen was, bij Sas van Gent, een klein plaatsje, maar eene sterke vesting, die den weg naar Gent en Brugge beheerschte. Den 27sten Juli werd een begin gemaakt met de belegering, in het gezicht van den vijand, die met een groot leger de belegeraars dreigde aan te vallen. Er is bij Sas niet alleen veel gevochten, maar een hevige storm zette op een nacht alle werken van den Prins onder water. Den 6den September gaf de plaats zich over, na eene belegering, die weder de schitterende veldheerstalenten van Frederik Flendrik had getoond. Terwijl Huygens met den Prins te velde was, zagen zijne Momenta desultoria het licht. Een groot aantal presentexemplaren werd ge zonden aan vrienden en bekenden in de Zeven Provinciën en elders. In vele dier exemplaren schreef Huygens als opdracht een klein of groot Latijnsch vers, dat hij in de meeste gevallen al in het voorjaar had gedicht. Brieven, waarin voor het geschenk werd bedankt, kwamen dan ook in groot aantal invele van deze heeft hij bij de tweede uitgave van het boek geheel of gedeeltelijk laten drukken onder de afzonderlijke rubriek Rescripta de Momentis, waaraan hij de Momentarum Ins crip tiunculae autoris vooraf deed gaan. Hij zond het werk o.a. aan Mazarin en aan Prinses Elisabeth van Boheme, later ook aan de Koningin van Zweden en aan die van Polen. Na de inneming van Sas van Gent bleef het leger nog een tijd lang in de buurt, om de vestingwerken, die zeer geleden hadden, te herstellen. In die dagen van betrekkelijke rust beantwoordde Huygens een gedicht, dat de vriendenkring, te Muiden vereenigd, hem had gezonden, en schreef ook eenige Latijnsche verzen op het beleg en de inneming van de vesting. En toen hij den 27sten October in den Haag was teruggekeerd, werd al spoedig de strijd met Tesselschade over het geloof weer aangebonden en een tijd lang voortgezet. Aan dien poëtischen strijd danken wij het mooie vers, Mijn Tong en was noyt veil, mijn Penne noyt verkocht, enz. 63 HET LEVEN VAN CONSTANTIJN HUYGENS. 4

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1917 | | pagina 71