66 zou krijgen, en vreesde zeker voor nieuwe onaangenaamheden, wanneer hij een ander tot ambtgenoot kreeg. Natuurlijk was Huygens, die zoovele veldtochten had meegemaakt, er aan gewend, plotseling vrienden en kennissen door den dood te zien weggerukt. Hij had bij het sterfbed gestaan van vele be vriende officieren. Maar tijdens den veldtocht van 1645 zag hij een man des vredes heengaan, dien hij zeer betreurde, nl. Abraham de Mory, een Fransch veldprediker. Bij het vermelden van zijn dood op 13 Sept, teekent hij in zijn Dagboek aan„amicus integer- rimus, et beu! mihi instar fratris”. Drie maanden vroeger was Dr. Rumph, de lijfarts van den Prins, in het leger gestorven Huygens had hem lang gekend en was peter geweest van één zijner kinderen, Christiaan Constantijn Rumph, die later diplomaat en gezant der Staten in Zweden is geweest. Dat Huygens, zeker door zijne briefwisseling met Zuid-Neder- landsche geleerden, in de Spaansche Nederlanden zeer bekend was geworden, blijkt o.a. uit het feit, dat zijn naam voorkomt op eene sterrenkaart, in 1645 uitgegeven door Michiel Floris van Langren, kosmograaf en mathematicus van den Koning van Spanje. In latere jaren heeft Huygens hem op wetenschappelijk, maar tevens practisch gebied geholpen. De belegering en inneming van Hulst gaven Huygens vele verzen in de pen, meestal in het Latijn geschreven; onder deze zijn de aansporingen aan Antwerpen en Gent, om zich aan den Prins toe te vertrouwen, niet de slechtste. Volgens gewoonte bleef het leger nog een poos in de nabijheid der veroverde stad en eerst den igden November reisde Huygens in het gevolg van den Prins naar den Haag terug. Intusschen was hij de gunst van zijn meester blijven genieten. Eene aardige illustratie van hunne verhouding geeft het verhaaltje, dat hij opteekende in de beschrijving van de jeugd van zijn dochtertje Susanna. Hij vertelt nl., dat de Prinses het kleine ding in de kerk had opgemerkt en „een sonderling vermaeck in haer hadde; oock in April (1641) haer eens bij haer onboodt, ende met een present van een’ kistjen met silvere fleskens weghsond, lacchende Mijn Heer de Prince, als ik S. Ho? verhaelde, hoe sij geseght hadde, niemand bij de Princesse gesien te hebben als een oud man ’twelck hij was die veel goeds van haer seide.” In April 1645 schonk de HET LEVEN VAN CONSTANTIJN HUYGENS.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1917 | | pagina 74