T
67
Prins hem „acte van pandschap” van de heerlijkheid Zeelhem, dicht
bij Hasselt gelegen; den I4den Mei 1647 heeft Willem II die pand
schap in eigendom veranderd. In 1646 werd Huygens door den
Prins benoemd tot curator der nieuw opgerichte Illustre School
te Breda, eene stichting van hem en van Prinses Amalia. En in
het begin van dat jaar bracht hij zijn zoon Constantijn aan het hof
en stond de Prins hem toe, den jongen man „dagelix in sijne earner
(te) laten komen, om te beghinnen te zien, hoe het daer toegingh
met mijnen dienst, ende sich allengkens daertoe te formeren.”
Eenige maanden later benoemde de Prins den jongen Huygens tot
collega van zijn vader en had hij „noch het geluck van een cam
pagne onder dien grooten Capitein te sien in Vlaenderen.”
Die veldtocht leverde niet veel op. Den 3osten Mei verliet de
Prins den Haag, maar eerst den i7den Juli kwam hij bij het leger
in Vlaanderen. Het plan was weer, om met de hulp der Franschen
Antwerpen te nemen, maar het leger veroverde slechts een paar
schansen en voerde verder niet veel uit. De Prins was te ziek
en had al zijn energie verloren. Het leger bleef zoo goed als
werkeloos een paar maanden in Vlaanderen liggen, trok daarna
in het begin van October naar Venlo, beschoot de stad een paar
dagen, maar brak toen, daar het jaargetijde te ver gevorderd was,
het beleg op begaf zich naar de winterkwartieren.
Gedurende en na dezen ongelukkiger! veldtocht heeft Huygens
een onaangenaam leven gehad. Aan de secretarie was vroeger een
zekere Francois van der Lee als klerk verbonden geweest. Toen
Willem II in 1641 naar Londen reisde, om zijn huwelijk te laten
voltrekken, behoorde hij tot het gevolg en had den titel van
secretaris. Later werd hij requestmeester. Deze man wist zich in
te dringen bij den zieken Prins, matigde zich de rechten van diens
secretaris aan en beleedigde dezen op alle mogelijke manieren.
Zelfs werden Huygens de papieren uit de handen genomen en aan
Van der Lee gegeven, om te verzenden. Dat plagen en beleedigen
begon in Juni, toen de Prins zich langen tijd te Breda ophield, en
ging steeds door. Huygens luchtte zijn boosheid aan zijn zwager
De Wilhem, die hem telkens raad gaf en bijstond. Nu en dan was
de Prins weer vriendelijk tegen hem en zeide, dat hij hem vol
komen vertrouwde, maar al spoedig begon het spelletje weer.
Het heette, dat die achteruitzetting plaats had zonder goedvinden
HET LEVEN VAN CONSTANTIJN HUYGENS.