68 ontslag aan gelaten. Tot hen, die de intrigue tegen Huygens hadden opgezet be hoorden waarschijnlijk De Knuyt en Heenvliet, maar zeker de griffier Buysero. En had zij soms een politieken achtergrond? Naar aanleiding van eene benoeming tegen den zin van Buysero en door hem aan Huygens’ invloed toegeschreven, had hij gezegd „Que ne pourra faire Monsieur de Zuylechem av.ec les ministres de la France” In de jaren, die den vrede van Munster vooraf gingen, is er in den Haag vóór en tegen dien vrede op alle mo gelijke wijzen geïntrigeerd. Dat Amalia, die zeer vóór den vrede was, haar invloed krachtig heeft doen gelden, staat vast. Heeft zij, uit vrees voor Fransche sympathieën bij den secretaris van haar echtgenoot, dezen den voet willen lichten? Of heeft de hart stochtelijke vrouw, zenuwachtig over den droevigen toestand van den Prins, waardoor zij zelve spoedig op het tweede plan zou der Prinses, en dat zij den secretaris de hand boven het hoofd hield. Maar waarom maakte zij er dan geen einde aan? De stad houder stond in het laatst van zijn leven, toen zijne gezondheid heel slecht was en zijn geheugen hem dikwijls in den steek liet, geheel onder den invloed zijner gemalin. Waarschijnlijk zou een enkele brief van haar aan den Prins in het leger aan de moeilijk heden van den trouwen secretaris een einde hebben gemaakt. Maar integendeel beschuldigde zij Huygens in September, dat hij erge dingen rondvertelde over de gezondheid en de memorie van den Prins, eene beschuldiging, die Huygens met kracht bestreed. De intrigue tegen hem schijnt toen te zijn opgegeven. Maar slechts voor korten tijd. In de eerste dagen van Februari 1647 hoorde Huygens, dat men hem er van beschuldigde, dat hij zijn dienst ver onachtzaamde, dat men hem nooit zag en dat hij slechts dacht aan zijn genoegen. Vol verontwaardiging nam hij de pen op en schreef een uitvoerigen brief aan de Prinses, waarin hij zich niet alleen verdedigde tegen die onzinnige beschuldiging, maar tevens aan toonde, welk eene ongeloofelijke massa werk hij gedurende de 21 jaren van zijn secretariaat had verricht, hoe zijne bezigheden voortdurend waren toegenomen en hoe hij minder tijd tot verpoo- zing had gehad dan „een ellendige slaaf in Turkije of een arme soldaat hier”. Maar hij vraagt aan het slot van zijn brief geen en het schijnt, dat men hem verder met rust heeft HET LEVEN VAN CONSTANTIJN HUYGENS.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1917 | | pagina 76